II, Theaterstücke 31, Der Gang zum Weiher. Dramatische Dichtung (Der weise Vater, Der Weiher), Seite 76

31. Im Spielder Sonnerluefte
Estruct from
De Telegranf
Amsterdam
AN 030
Date eseeteee e eenene
„IM SPIEL DER
SOMMERLCFTE.
Première van Arthur Schnitzler's
stuk ie Weenen.
MOISST EN JOHANNA TERWIN DE
HOOFDROLLEN.
(Van onzen bijzonderen correspondent)
WEENEN, Januari. — Aan de groote evene¬
menten van het tegenwoordige Weensche thoa¬
ter-seizoen ziin blina ultsluitend namen ver¬
bonden, die een vorige dichter-generatie repre¬
sentatief vertegenwoordigen. Was cerst het
Burgtheater in de gelegenheid Gerhardt Haupt¬
mann door de première van ziln nieuwste Stuk
#te huldigen, nu kwam in het Deutsche Volks¬
theater Arthur Schnitzler aan het woord.
Oostenrijksch zijn de menschen, die in zijn
werken leven, Oostenrijksch is het landschap,
waarin zijn stukken spelen. Een drama van
twifel en conflicten, doch zonder groote tra¬
gische handeling. De merschen, die hler lief¬
hebben, striden zonder hun innerlijke con¬
flicten tot oplossing te kunnen brengen.
Een eenzame vronw, zoogenaamd „gelukkig“
getrouwd, heeft een zoon, een mool kind. Ze
is eenzaam, deelt het lot van vele vrouwer:
legander Moissi als de kapelaan in
Schnitzler’s nieutee stuk.
box 34/4
„Kelne Mutter“ zegt zij, „hat ihren Sohn and
keine Frau hat ihren Mann so, wie sie ihn
haben möchte“ En wanneer men haar. dan ant¬
woordt, dat beiden — man en zoon — weldra
zullen terugkeeren uit de stad, dan zegt ze
„Und werden doch nicht da sein..“
De familie is gedurende den zomer bulten
op het land, in de buurt van Weenen. Doch de
heer des hutzes, een beeldhouwer breugt ziin
tüd in de stad door en laat ziln vrouw alleen.
De kapelnan van het dorp, een jong priester,
voelt — zoader hette weten — groote genegen¬
heid voor de 36-Jarige vrouw. Een groote sym¬
pathle breugt hen tot elkaar en in een cu¬
weersnacht komt het tot een smartelijke be¬
kentenls.
Bij het opgaan der morgenzon is de druk¬
kende en kwellende twijfel weer in slaap ge¬
sust, is hun zielerust weergekeerd.
Een jong meisje, Gusti Pflegner, die aan het
begin van haar tooneel-carrière staat, vormt
het middelpunt van een neven-handeling. Z1
is het nichtje van het echtpaar. Thuls gewoon
aan twisten en moeilijkheden, begint ze in de
beeldhouwersfamilie opte leven. Zjj grüipt het!
geluk, waar het zich voordoet en vormt een
groot contrast met de beeldhouwersvrouw. 21
staat reeds dichter bij onze generatie, doch aan
het aarzelerde en lieftallig-ontroerende in haar
wezen herkont men het kind van gisteren.
De zoon van het echtpaar, nog gymnasiast,
verdringt Gustl’s verloofde. Maar ook hem zal
de kleine tooueelspeelster niet trouw blijven,:
zij droomt van een luitenant, dien zij elechts!
enkele minuten heeft gezien en dien zij weet,
terug te zulien zien. Hil, de broer van den ka¬
pelaan — is te Innsbruck ingekwartlerd in de
stad, waar zij binnen enkele weken haar enga¬
gement zal beginnen. Zlj weet, dat hij op haar
wacht.
Het is een stil stuk, eerder cen idylie dan een
tooneel-drama. Toch is het uit het volle leven
gegrepen, de echtste Schnitzler, het zingt het
lied, z00 dikwüls door hem gezongen, van men¬
schen-eenzaamheid in het gewoel des levene, de
melancholie van een geresigneerd-glimlachende
menschenziel.
Directeur Beer en zijn engemble deden het
werk volkomen tot ziin recht komen. Het mid¬
delpunt vornide het echtpaar Alexander Moissi
en Johanna Terwin, die de beide hoofdrollen
Sp meesterlilke wisze vervulden. Johanna Ter¬
win als de beeldhouwersvrouw was prachtig
In haar levensverbittering, Alexander Moissi
wist als kapelaan tot in het dlepst te ontroeren.
Vooral door zin prestatie bracht hij het pu¬
bliek tot störmachtige ovaties aan den Oos¬
teurijkschen dichter Arthur Schnitzler.