II, Theaterstücke 25, Professor Bernhardi. Komödie in fünf Akten (Ärztestück, Junggesellenstück), Seite 600

zeer kundige regie en zeer intelligente
spelers ontstaan kan. Als Dr. Schreimann
wat minder in plaats te vecl had gege¬
ven en Prof. Pflugfekler (zcer goeil telkens
in ziin verontwaardiging) wat natuurlijker
van grime was geweest, zou ik hier van
volmaakt kunnen spreken. Zoo'n vergade¬
ring van opgewonden, strijdende gemoede¬
ren op het tooneel te brengen, 200 dat allen,
cok als zc niet spreken, door blik en hou¬
ding in actie bliiven, is een allermociljjkste
opgave voor regie en spelers. Nogmaa's:
miin compliment! Als de regisseur dan zelt
6ók nog medespelen moet en wel als de
hoofdfiguur, waar al het gediscussicer en
gepolemiseer om draait, wordt de opgave
nog veel mocilisker.
Prof. Bernhardi is cen zéèr moole
prestatie van acteur zoowel als van re¬
gisseur Schwab. Naast hem, en tegen¬
over hem als Bernhardi, nocm ik in de
cerste plaats van Gasteren als Prof. Eben¬
wald, cen pracht-creatie van hem, waar¬
hil trotsch mag zijn. De fiine Prof.
Op
Gyprian van Ch. Gilhurs kon mij den nög
füineren in den tijd van Ko Arnoldi wel¬
iswaar niet doen vergeten, maar mag er
toch 6ök wezen, en droeg veel bif tot het
goede geheel. En welk een schitterende
Minister Flont was Gimberg, wat deed hif
uitnemend de holle rhetoriek en het vooze
politicke pathos, precies overcenstemmend
met de freberische en karakterlooze po¬
litteke figuur, die Schnitzler hier bedoelde,
nitkomen! Jammer dat Cor van der Lugt
Melsert nict de ro! van den pastoor had
genomen, Reule’s figuur en vooral ziin
dietie eigenen zich niet al te best voor
deze pastcorsrol, waar zij minder op zisn
aangewezen.
Het Hofstad-Tooneel kan met Prof.
Bernbardi een succes boeken van de beste
artisticke waarde. Op het stuk zelf,
zeu ik, nadat ik het voor de ge maal zag
(de ze maal in 1010) kunnen aanmerken,
dat na het hoogtepunt in de vergadering
van III de laatste twee acten zakken, en
het niet weer ophalen: In IV wordt véel
te lang gepraat (vooral tusschen pastoor
en Bernhardi) en het zou geen kwaad
kunnen, in deze 2 bedrijven wat te gaan
kappen, zoodat het ook niet meer over
twaalven wordt als het dock voor goed
valt.
Sehnitzler had best van deze laatste 2
bedrifven er éen kunnen maken.
De geschiedenis met het Sacrament in I
is door Schnitzler als Jood en dus niet¬
Katholick, niet recht in ed volle portée be¬
grepen, geloof ik. Voor cen geloovig Ka¬
tholiek is namelijk het sterven voorzien van
de Sacramenten der stervenden van onein¬
dig meer gewicht dan het z.g. plezierige,
onbewust, onwetend sterven van iemand,
die, zooals in dit geval, meent beter te zisn,
en de enkele minuten rustige onwetendheid
ziin — ik geef geen eigen opinie, maar
plaats mis even op het Katholieke stand¬
punt — tegenover de genade der Sacramen¬
ten, die voor de eenwigheid zijn, van geen
waarde daar tegenover. Prof. Bernhardi,
volkomen te goeder trouw heeft dus, in
Katholieken zin, inderdaad onge¬
lijk in ziin weigering om den pastoor bij de
stervende te laten en Schnitzler is daar
waarschilnlijk niet van doordrongen ge¬
weest.
Een en ander excuseert natuurlijk geens¬
zins de smerige politieke, anti-semietische
intrigue, waarvan Bernhardi het slacht¬
offer werd, en doet ook niets af van de
nobele houding die hij hier tegenover blifft
aannemen.
Als ik u nog even misn verwondering uit
over de alte karige, onwaarschiinlijk leege
meubileering van de minister- en staats¬
raadskamer in V heb ik het beetje minder
gunstige critiek uitgeput naast de oprechte
waardeering voor deze moole voorstelling,
die op bet artistieke credit komt van het
Hofstad Tooncel.
f. B.
Doch oo
heeft het
er ook ind
Zich niet d
war lieten
Heine o.a.
valsch beg.
van het al
spel met C
Kinderei er
„Noch 1
VOor z00ve
dus met w.
torisch inle
dlit sprookj
Noch hei
deze romar
muziek, in
Juist he
wikkelde c
is ons déz
klank van
hoe ook mi
want Tabfa
ecn weldaa
Een hier!
Wat we al
opvocring
bewustwore
hoe dicht s
hoe dicht s
met zijn to
geestesgeste
scènes, in 1
ook in de
klinkt het I.
de. hrere 8#
een nauw s:
in de ideol¬
om het z00.
heel, dat zif
ber heen, i
beden voor:
oetum ve
Tannhäuser
bruderschaf.
beider dran
slotte. Wel
gelukkig m
meer voor
in anderen
kende zijn
lijk goed. I
lied-, in de
keerde::
muzikale ic
ook voor „
in zijn sc.
Lina, ziin
begaafde to
onschatbare
vendig beg.
haar poétisel
volksziel, 2###
tevreden en
„Volksgallei
hu haar. Eis
nist, bis wien
niets den ges
Weber's z#
zijn vader:
mer. Die We.
Leben nur aus
und Raum üb
nern, vermögen
ses, in Klängel
der romantick
heimnisvollen 1
ten'' Het jage
daemonie, van
de levensbronne¬
Het hoorn-colori
naast een putte.
volksliederenschat¬
ging van het refre
lied, en van het d.
wante jagerkoor#
c-dur, het twe¬
dur), zisn
evenals