II, Theaterstücke 11, (Reigen, 0), Reigen. Zehn Dialoge, Seite 1126

ien aard, dat zi niet tot goedkeuring
Huisslachtingen.
Maatschappij van Landbouw heeft
achting ecn uitvoerig adres gericht
van arbeid. Vit het feit. dat aan de
ngerland en Haskerland vrijstelling
de huisslachtingen werd geweigerd,
erd, dat de minister voornemens 18,
eente cen dergelijke vrijstelling te
egende Maatschappij ten zeerste
erkt öp, dat in de memorie van toe¬
er heeft erkend, dat voor een der¬
gvooral economische overwegingen
chappij erkent de noodzakeljjkheid
ng van de blaaswormziekte, doch
niet nit het oeg verroren worden,
an de bestrijdingsmiddelen rekening
gehouden met de practische uitvoe¬
atieve grootte van het besmettings¬
racht zij gering. Blijkens het rap¬
prof. Snapper c.s. is de ziekte 300
iesland ingevoerd en is in dien tijc
mettingsgevaar gedaan. Toch wer¬
niet meer dan 63 gevallen op een
6,000 inwoners vastgesteld. De
Igens genoemd rapport ecn weinig
bij personen, die op onvoorzich
met trekhomlen, welke geregeld
htafval van schapen worden ge¬
este huisslachtingen varkens be
ante“ het middel hier in dubbele
waal.
OTTERDAM.
uarinedagen.
marinedagen hier ter stede za
uit Hr. Ms. pantserdekschip
rger Van Meerlant, de torpedo¬
egeleid door cen aantal onder
htflottille water- en landvlieg
lag 8 September, 2 nur '’s namic
binnenvallen en dan opstoomen
eifder tijd zal een Rotterdan
bestaande uit passagiersbooten
achten, van Rotterdam afvaren
ieter feestelijke inhaling tege
ende aankomst te Rotterdam
elderland saluntschoten lossen.
de marinevloot te zien geven
aanval door vliegtuigen, als¬
neenige manceuvres met ter¬
en waterwiegtuigen
booten
de vloot demonstreerend vol¬
ne-stafmuziek zich zal laten
zal Hr. Ms. Gelderland na
tot takel geillumineerd wor¬
s. Van Meerlant en de torpe¬
en met zoeklichten werken.
nboord van de Gelderland van
cen uitvoering geven.
de zijn reeds belangrijke toe¬
r de illuminatie van in onze
elsvaartuigen. Gaarne zal het
mcer toczeggingen tegemost
GEMEENTEN:
itebesturen van Princenhage
hebben uitvoerige nota's ge#
van Noordbrabant, in ant
ingsnota van Breda aan da
ren komen tot de conclusie,
swijziging of annexatie tot
da niet bestaat, en dat deze
bied voor Breda en omstre¬
hebben moet. Zij schrifven
lex zal in economisch en
#r achterstaan bij den tegen¬
de plaats van een stad, om
281
nde plattelandsgemeenten,
t cen veel te groot landelifsk
enzen, dat zij niet behoorli
tbare wiize zal kunnen best
6
bevolking, in karakter
erig van het stedelijk regiem,
ien en verbitterd, dat het dit
e daaraan verbonden finanti¬
nitz
lgemeen en uitdrukkeljjk
dragen, terwijl de aantrekke
voor neuwe vestiging tenge
karakter en do hooge lasten
viinen. En dit nicuwe kuns#
olkingscomplex zal worden
k n. D0 Cchwighiendsgesinchten, d6
het gevonden geluk tot een liefde -voor het leven
schilnt te maken, is cok den poëet vreemd. Hier wordi
ons niet de mooie, hoogo liefde (liefde naar lijf en
ziel) geteekend, maar het verzetje, bet kortstondig
vermaak, de caprice, de passanten-passie.
Voortdurend hebben wij belangstellend en met
groote waardeering voor het uitnemende spel dezen
kringloop der „liefde“, die met „de deerne en den sol¬
daat'’ aanvangt en met „den graaf en de deerne“ eindigt,
gevolgd, doch slechts eens werden wij heel even ont¬
roerd. Het was in den tweeden dialoog, toen de soldaat
„das Stubenmädchen' na een welgelukte overweldi¬
ging liet gevoelen, dat het nu met de innigheid en
liefkoozingen uit was, en hij naar de warme danszaal
met de warreling van tientallen andere knappe vrou¬
wen terug verlangde in stede van aan haar wensch
aar een stil en rustig samenblijven in de vrije lucht
gehecr to geven, Maar in den derden dialoog is dat
zelfde dichstmeisje slechts ecn wuft, zinneljjk wezen¬
tje, dat zich wat graag liet verleiden door den „jongen
meneer'' en niet meer met moeite hare snikken onder¬
drukt, als ook weer dit mannetjesdier haar onmiddel¬
jjk na het samenzijn van zich afstoot. Desnoods zou
men kunnen zeggen: „het cene groeit uit het andere“.
en in dezen gedachtengang zou men ook, ter verkla¬
ring van de ontrouw der „junge Frau', die zich door
denzeifden „jongen meneer' laat verleiden, kunnen
verwijzen naar de volgende dialogen, waar wij de
wel zeer wufte opvattingen en dartele gedragingen
van Haren echtgenont leeren kennen. Maar vermoede¬
ljjk legt men dan meer moraal in deze dialogen dan
Schnitzler, die geen wereldhervormersaspiraties had,
daarin heeft willen leggen.
Meestal is het slechts half passie wat Schnitzler
ons te aanschouwen geeft. De jjdelheid speelt meer¬
malen ecn even grocte rol. De blijde nitroep van
den jongen man aan het slot van den vierden dialoog,
dat hij nu dan toch eens een betrekking met eene
vreuw van goeden huize heeft, is in dit verband
teckenend! In dezen jongeling trilt geen ontroering,
geen teederheid na; in hem jubileert slechts zijn
ersterkt gevoel van eigenwaarde.
En zie de actrice met het dichtertje, dat zij beurte¬
lings treitert en lokt, kwelt en liefkoost; dat zij als
grappig speelgoed, als een nieuwe aanwinst vool
haar psychalogisch Mlokkendcosje beschouwt! Dat
is nauwelijks hartstocht, het is eene gril voilà tout!!
Diezelfde actrice zien wij daarna in den negenden
dialccg met den graaf. Hier was vergelijking met hei
spel der Nederlanders in het Cabaret Artistique 16
Scheveningen mogelijk. Welnu, het resultaat van die
vergelijking is zoo weinig vleiend voor den heer
Cor van der Lugt Melsert, dat hij inderdaad achteraf
echt wenschen, nimmer een twectal dézer dialogen
te hebben vertcond. Hoe geestig was het spel van
Wolf Berckendorff, hoe kranig getypeerd zijn
Oestenrijksche officier, hoe pakkend en amusant
menige kleine vondst! Nu was het een kostelijke
dlialccg; op Scheveningen was het saai an gerekt
Dok Annie Reiter heeft hierin (als „actrice?) zeer
geed gespeeld, met een gansch andere (en naar ons
tceschiint: juistere) opvatting dan Fie Carelsen, wier
spel wij overigens indertijd wel gewaardeerd hebben.
In dien laatsten dialoog (De Graaf en de deerne) was
het verschil in spel-waarde niet z66 groot; ook hier
echter scheen ons de luchtiger opvatting van de Ham¬
burgers aannemelijker. Geen wonder; hebben zij niet
cen Oostenrijksch regisseur (Paul Marx), dio indertij
gernimen tijd contact met den schrijver zelf gehad
heeft?
Bovendien komt de recks natuurlijk meer tot haar
recht als alle dialogen gegeven worden. Voorts was
bij de Hamburgers (die, behoudens een enkel minder
gelukkig tooneel, over het geheel bij de mise-en-scèno
met de beschikbare middelen gewoekerd hebben) de
aankleeding in den negenden dialoog beter dan te
Scheveningen.
Binnen een ovale ruimte speelden zich de „pré¬
liminairen' af, daarna was het tooneel even leeg of
ging het licht voor enkele seconden uit. Een scabreu¬
zen indruk heeft dit niet op ons gemaakt; ons schifnt
en stuk als Guitry's „Nachtwacht' nog eerder aan
stooteljjk dan deze dialogen. Doch een verheffenden
indruk maken ze ook niet; het is immers steeds op¬
nieuw de meest platvloersche minnehandel, dien wij
ezien krijgen, Een geest van scepticisme en cynisme
wvaait u nit deze stukken tegen; wellicht het cynisme
van den man, die eenmaal met smart gadegeslagen
heeft, voor hoevelen de liefde slechts een aangename
leugen, een pikante tijdpasscering is. Deze dialo¬
gen maken „de zonde' niet aanlokkeljjk; op zijn
hoogst zondigen zij hierin, dat zij het mooiste, fisn¬
ste en teerste van de liefde totaal veronachtzamen
Maar z00 zal Schnitzler het gewild hebben, toen hij
lang geleden dezen cyclus samenstelde, en evenmin
als louter brave romanfiguren mag men louter ver¬
heven gevoelens van cen autcur verlangen. In dat
opzicht dient zijn souvereine yrijheid erkend te
worden.
Het spel was (wij zeiden het reeds) nitnemend. De
soldaat van Max Wesolowski (een zelfbewusten
lummel, die met de sigaar in den mond een vrij¬
partij begint), de deerne van Marcella Halicz, het
dienstmeisje van Mela Schwarz, de „jonge mencerl
beteckenis voor Nederland, dat ze voor de eerste
maal de meer belangrijke vervaardigers van de
Nederduitsche kunstnijverheid en het ambacht tot con
alles in zich verecnigende fentoonstelling van hun
voortbrengselen samenbrengt, met de bijzondere ge¬
lachte aan export naar de naburige landen met hooge
valuta. De tentoonstelling zal hout, metaal, cera¬
miek, glas en weefartikelen in de meest verschil¬
lende bearbeidingsmethoden toonen. De tentoonstel¬
ling, die ecn deel der door het Wezer-gilde voor¬
bereide „Niederdeutsche Woche“’ vormt en van 3 tot
10 September plaats vindt, staat onder het protec¬
toraat der Duitsche overheid.
Op de Nijverheidstentoonstelling
te München.
WV.
Men schrifft ons uit München:
Ook Oosienrijk is op deze tentoonstelling met eigen
zalen vertegenwoordigd.
Deze beginnen met een grocte representatiezaal, die
hier betiteld wordt als „Oesterreichischer Edelraum“,
Nu heb ik in den loop der jaren vele edele dingen
leeren kennen als „Edelweine, Edelpilze'' en ik ver¬
heugde me van te voren op dit Oostenrijksche kunst¬
product, ontworpen door Prof. Dr. Oskar Struad te
Weenen. Onwillekeurig herinnert men zich het Oosten¬
rijksche Huis op de Werkbondtentocnstelling te Keulen
in 1914, het ongeluksjaar. Wat was dat mooi! Al
iet andere verbleekte bij dit ééne gebouw met zijn
wvondere zalen! Hier waren kunstenaars aan het
woord, heusche artiesten, geleid door den meester
Hoffmann. Hun werk voornaam, deftig, aristokra¬
tisch, verfisnd met den geroutineerden smaak van eer
ouden, höogadellijken fijnproever. En daarbij toch
ontrocrend; emotie-wekkend, beheerscht kunstenaars
werk. In eigen, Weener stijl, krachtig uitgesproken.
Nu in 1922 deze „Edelraum'', die maar al te dui¬
delijk manifesteert, hoe ook in het lamgeslagen Oos¬
tenrijk cen geestelijke verwarring en verzwakking
heeft plaatsgevonden.
In plaats van heusche bovillon krijgen we cen bruin
aftreksel van Maggi, in plaats van kunst een mise¬
rabele „Ersatz
De hooge, goedbelichte zaal is geheel wit gehouden.
Uit de wanden duiken plotseling allerlei poppeties op,
omringd met bloemen en bladertakken. Die 2i##
eventjes met kleuren en veel goudbrons aangestipt.
Ze zijn overal aan de wanden te zien; halverwege
verborgen mét hun papier-maché lichaampjes; kronke¬
len en wringen ze zich uit de blanke wanden en
spelen kiekeboe met ... de kunst.
Als verantwoordelijk voor deze poppenkast, aarin
men bij nader toezien de twaalf maanden kan herken¬
nen, worden in den dikken katalogus twaalf artistieke
„Wienerinnen“ genoemd.
Een kennis van me, die me hier verbluft ziet staan,
verklaart me, dat deze zaal het symbool van de Oos¬
tenrijksche „Krone'' is. Beide lijden aan hetzelfde
euvel, cen teveel; een te kwistig rondstrooien.
Maar k kan den pienteren man geen gelijk geven!
Kijk, in de wanden zyn ook vitrines oftewel toon
kasten ingebouwd! En hier is juist een te weinig!
Deze uitstalruimten, die toch de hoofdzaak zijn,
heeft Prof. Struad stellig vergeten. Het ziin kleine
kastjes geworden, die overdonderd worden door de
hooge zaalwanden.
En in deze miniatuur-toonkasten liggen tal van
mooie, Weensche dingen, op en naast elkaar. Men er¬
gert zich gewoonweg aan dit vulsysteem, dat werke¬
jjk-artistieke dingen als voorwerpen uit een schel¬
ingsbazar in den goeden, ouden tijd behandelt.
Een, uitzondering maakt alleen een toonkastje met
schitterend glaswerk in blank en zwart, waartusschen
een paar kleurrijke glazen staan
In de volgende zaal herademt men !
Iets van den ouden, Weenschen geest is nög behou¬
den gebleven.
Deze zaal toont, haast geraffineerd, gewitte muren
zonder eenig décor. Daarin staan bleek-gele vitrines
en als eenig sieraad glinsteren gouden ballen op de
itrines en gestyleerde bloemen van hetzelfde gulden
metaal aan de wanden.
Dit is weer mooi, werkelijk edel van doen, het her¬
innert aan de hooge kunst van 1914, toen wit en
zwart, nu wit en goud! De omgekeerde wereld zou
men eigenlijk zeggen
Ook hier weer Weensche kunstnijverheid! Het neusje
anden zalm
De Weensche kunstnijverheidsschool volgt met prach¬
tige hout- en linoleum-sneden. Een kloek-geschreven
Bijbel met statige, Gothische letters en daarnevens
modern letterwerk, spichtige letters in wit papier uit¬
geknipt op zwarten grond. Futuristisch van doen, zou
men zeggen, als er ten minste geen Assyrisch spij¬
kerschrift in de wereld was geweest.
Het oude herhaalt zich in dit moderne beweeg!
Tal van vergulde poppetjes, uitgesneden figuurtjes
uit karton, liggen weelderig verspreid in de vitrines
dezer Weensche school.
Men herkent zonder moeite het voorbeeld; onze Jas
waansche wasane koelit, de schaduwbeelden, mpeizaam
De 1
Edam, z
ziin than
om strak
Z00 juil
hove
Sonäte
Na des
Dorp te
hceit d8
gedaan
Ned. Her
gezongen
waren Vo
op de ve
als Zeist
kwam Sp
uit om 1
deelen en
zegen dod
in den br
een zaaie
ligt voor
het uitstr
ging. Den
vruchtbaa
zelf doet
het ook
gen zuller
dat hij ge
Gods eer
het goede
tweede pu
in op de
In ziin
den zaaier
200 vaak
zaad uitstr
dit ook hei
leven van
Dan is er
behoudt zic
hankeljjkh
in den lan
geen zegel
grootsprek
zal het go
in Christus
Hierna
dien hif ees
voor zijn #
rillen?, To
wer in de
lande, uib
geest, onda
in hun om
getrouw h
de organis
ken; en ter
overheid.
spr. op ker
gehoorzaan
sten in het
heid. Den
stemmiddele
endoor ziin
werd bij hei
tijds werden
Op de ve¬
kanten
1
cièn, te ho
11 nur in
G. van Duyl
geloof en
Jeugdorgani
Nu bis de
dam de bet
vereeniging
verzocht, in
nocming
muzikale vo
boeien. Het
bevorderen.
gemeente ge
cen voorlez
Beroope
Bedank
J. C. Wissir