2. Guttings box 37/1
n de vor¬
en heer A.
ebruari of
louden, en
estuur ann
en voor de
antwoord
pijl eenige
den indruk
12 Januari
toonde aan
den nood
dagen zich
t in korten
pracht. Ook
omtrent de
#n door den
innerde een
bruari 1807
aliebaan.
ze gebleven
Orde van de
ande Holland
brengen.
ien wegwizer
mige onjuist¬
## van eenige
taald uit een
feld wordt dat
t het aanslaan
Geze mededee¬
zuchting dat
ede was aan¬
van Berliin
arnpalen, ge¬
in beslag ge¬
Ingrike schets
bekonden uit¬
somming van
Prins Maurits,
ien hij volgens
aur het de ver¬
Morren o. a. stil
alve groot den¬
den voor uitvin¬
splannen voor
an handel en
van wind- en
aar van onze
ordracht sprak
Haghe Simon
Raamstraat te
zou eeren als
Tuygensen deed.
Shter niet doen.
bretaris van het
van den heer J.
hr soli, koor en
heeft zin werk
in de R. K. werk¬
heel belanglooze
reeds toegezegd
s de direotie der
ie heer F W
orpen en uitvoeren
nts.
op Zondag 9 Mei
aiging en eenige
in dertig jaar ge¬
an, om een betrek¬
r invoerrechten in
ben en de filologie
jedaan, zooals later
heeft een jjverig
nineesche kunst en
en met Chineesche
szendom ingewerkt.
Itaat van bronnen¬
t hij een boek over
dat speciaal beoogt
op de Chineesche
2
nomont, on wadr unt e Vergre
met haar eisch van een repraesentatieven regeeringsvorm eon
aanvang genomen heeft, was dit koflichuis in de cerste jaren
van ziin bestaan een contrum van politiek leven on stond het op
voet van oorlog met het Café Daum, waar de officieren bijeen¬
kwamen.
Een twaalf jaren vorder, toen Oostenrijk zijn eerste grond¬
wet kreeg, kon men in het Café Griensteidl Schmerling,
Giskra, Unger, Glaser, Brestel vinden, mannen die als ministers
een groote rol in 's lands zaken gespeold hebben. Mama
Griensteidl, steeds in deftig zwart achter het buffet, geflan¬
keerd door twee juffers even oud als zjj, heeft heel wat beroomde
menschon in haar koffiehnis gezien, daaronder Gladstone
die ruim twintig jaar geleden, op zijn doorreis naar het
Costen, in dit kofliohuis de Times kwam lezen! Tussohen
het Burgtheater en den Saal Bösendorf (een concertzaal ale
de Salle Erard in Parjjs) werd Griensteidl langzamerhand
een centrum voor musiei, tooneelisten en letterkundigen, en
z00 was het geen wonder dat nu het lokaal wegens af braak
ontruimd moest worden, jeder het zij jong of oud, beroemd
Jof niet beroemd, nog eens voor hot laatst er heen ging om
er ziin „schwarzen Kaffee'' of zijn cognacje te drinken. Het
was er dan ook stampvol, en de aanwezigen beschouwden
zioh in dit afscheidsuur als door een geheimzinnigen band met
elkaar vorbonden, Onder de laatste trouwe gasten was Art¬
hur Schnitzler, de schrjjver van Liebelei, die aan een
tafeltjo zat mot Ebermann, den dichter van de
Athenerin. Sohnitzler is dokter van zjjn beroep en
de zoon van een beroemd hoogleeraar in de keelheel¬
kunde. Hjj woont in een stille straat achter de prach¬
tige Votivkirche, niet ver van het huis waarin Beet¬
hovon zijn laatsten adem heeft uitgeblazen. Daar, in een
groote zaal waar zin kleine gestalte in de Oostersche
tapjjten, berevellen rustbedden, en tusschen deoude menbelsen
kunstvoorwerpen schjjnt te verdwjjnen, schept Schnitzler — die
z06 met hart en ziel aan zijn vaderstad gehecht is dat hij
op zjjn velo fietstochten van buiten terugkeerende optwee of
drie uren afstands der etad een apeciale Weensohe lucht
meent te herkennen — de figuren zijner „süese Mädels“.
Hoewel heel goed wetende welke lieve meisjes onder die echt
Weensche nitdrukking verstaan worden, kwam ik toch over
haarte spreken. Zjj zjjn volgens den sohrjjver aardige burger¬
meisjes uit de voorsteden, niet ongeljjk aan de grisettos uit
de romans van Paul de Kock; vrooljke kinderen, verliefd
van aard en zieltjes zonder zorg, die door de bank affeotio
hooger stellen dan geld.
Schnitzler zegt van zoo cen süsses Mädel dat sjj het leven
wil genieten en niet nadenkt; dat zi niet bepaald mooi is,
niet elegant en ook niet geestig, maar in ruil daarvoor „die
weiche Anmuth eines Frühlingsabends, die Grazie einer
verzauberten Prinzessin und den Geist eines Mädchens das
zu lieben versteht'' bezit. Onder die klasse vindt men zoowel
meisjes die een tikje van een cocotte weg hebben als andere
die het met hun gevoel en hart zeer ernstig nemen en
daarom niet in staat zijn om den „Geliebten ihrer Seele'te
overleven. Die beide uitersten vindt men nu in Schnitzler’s
Liebelei, en zoowel in dit stuk als in zin boek Anatole,
waarin dezelfde stof in novellen behandeld wordt, staan de
süsse Mädels veel hooger aangeschreven dan de jongelu
die, meerendeels rijk en zonder ernstige bezigheid, meisjes
naloopen en met haar een Liebelei beginnen. Schnitzler
teekent ze met een paar woorden: „Sie sind junge Leute“.
Hoe meer men met Schnitzler spreekt, des te meer krügt
men den indruk dat deze ruim dertigjarige doktersen letter¬
kundige een ernstige natuur is. Di“ merkt men vooral in
zjjn novelle Das Sterben, waar de phyeieke en psyohische
kwalen van een jongmensch dat weet aan detering te mooten
sterven, zoo nauwkeurig beschreven ziin, dat alleen cen ge¬
neeskundige die met de pen weet om te gaan, in staat is
zulk een somber tafereel te leveren. Maar Schnitzler heaft ook
humor, wel wat droog maar toch niet onleuk, wat vooral
blijkt in ziin beschrijvingen van nog jonge maar reeds ge¬
blaseerde scharrelaars.
Nadat wij over ziin stukken gesproken hadden, begon
Schnitzler mij naar Hollandsche letterkundigen te vragen.
Vooral was hjj nieuwsgierig naar Couperus, van wien hi uit
vertalingen het een en ander gelezen had, en hi betuigde zin
spijt dat hi wegens het verschil in taal niet in steat was
daarmede kennis te maken.
Schnitzler heeft nog een ander tooneeletuk geschreven
nameljjk Freiwild, dat in het Burgthester niet gespeele
mag worden omdat daarin eon Oostenrjjksch officier voor¬
komt die wegens het verleiden van een meisje con pak slag
krügt. Op miin vraag waarom hij nu juist cen Oostenrjjksoh
offioier iet den treurigen held van zin stuk gemaakt had,
antwoordde hij mij dat hij de gewoonten onder die mensohen
kende en ze had willen schilderen.
Wetenschappelijke Berichten.
Van het vervolgwerk: Nuttige Indische Planten, door dr.
M. Greshoff, uitgave van het koloniaal museum, is de derde
aflevering verschenen.
Wiae ainc
un 1
de 17
sing
onde,
diens
verhe
het o
versc
He
Faille
dag g
is var
reisge
zijn e
midd
niet
Testar
Rek
eon I
Mr
achtte
deele
voor d
kantog
getuig
machi
moest
zich t.
Na
veertie
tram
waar
enkell
zocala“
Voo
een gr.
te Utl
toen in
in goes
photogt
tikolen¬
hij nag
ten slo
werk 1
niet
Na 1#
te zin
wijze
zond y
goed g
valsche!
onderte
naar I.
ter #tg
de firm
wie hi#
werd. K
hij nis
200 W
zending
De 1
bekt. #
naam
evenee
andere
De
Y 15.10
Bekl.
te lever)
De 6
negen#
malen
3 man
Hedi
bank
had n
waarge
opzend
berger,
omdat &
jongen
Mr.
nog zu
helpen,
Voor,
eischt.
het, daf
opgezon
onderech
Het
2#
n de vor¬
en heer A.
ebruari of
louden, en
estuur ann
en voor de
antwoord
pijl eenige
den indruk
12 Januari
toonde aan
den nood
dagen zich
t in korten
pracht. Ook
omtrent de
#n door den
innerde een
bruari 1807
aliebaan.
ze gebleven
Orde van de
ande Holland
brengen.
ien wegwizer
mige onjuist¬
## van eenige
taald uit een
feld wordt dat
t het aanslaan
Geze mededee¬
zuchting dat
ede was aan¬
van Berliin
arnpalen, ge¬
in beslag ge¬
Ingrike schets
bekonden uit¬
somming van
Prins Maurits,
ien hij volgens
aur het de ver¬
Morren o. a. stil
alve groot den¬
den voor uitvin¬
splannen voor
an handel en
van wind- en
aar van onze
ordracht sprak
Haghe Simon
Raamstraat te
zou eeren als
Tuygensen deed.
Shter niet doen.
bretaris van het
van den heer J.
hr soli, koor en
heeft zin werk
in de R. K. werk¬
heel belanglooze
reeds toegezegd
s de direotie der
ie heer F W
orpen en uitvoeren
nts.
op Zondag 9 Mei
aiging en eenige
in dertig jaar ge¬
an, om een betrek¬
r invoerrechten in
ben en de filologie
jedaan, zooals later
heeft een jjverig
nineesche kunst en
en met Chineesche
szendom ingewerkt.
Itaat van bronnen¬
t hij een boek over
dat speciaal beoogt
op de Chineesche
2
nomont, on wadr unt e Vergre
met haar eisch van een repraesentatieven regeeringsvorm eon
aanvang genomen heeft, was dit koflichuis in de cerste jaren
van ziin bestaan een contrum van politiek leven on stond het op
voet van oorlog met het Café Daum, waar de officieren bijeen¬
kwamen.
Een twaalf jaren vorder, toen Oostenrijk zijn eerste grond¬
wet kreeg, kon men in het Café Griensteidl Schmerling,
Giskra, Unger, Glaser, Brestel vinden, mannen die als ministers
een groote rol in 's lands zaken gespeold hebben. Mama
Griensteidl, steeds in deftig zwart achter het buffet, geflan¬
keerd door twee juffers even oud als zjj, heeft heel wat beroomde
menschon in haar koffiehnis gezien, daaronder Gladstone
die ruim twintig jaar geleden, op zijn doorreis naar het
Costen, in dit kofliohuis de Times kwam lezen! Tussohen
het Burgtheater en den Saal Bösendorf (een concertzaal ale
de Salle Erard in Parjjs) werd Griensteidl langzamerhand
een centrum voor musiei, tooneelisten en letterkundigen, en
z00 was het geen wonder dat nu het lokaal wegens af braak
ontruimd moest worden, jeder het zij jong of oud, beroemd
Jof niet beroemd, nog eens voor hot laatst er heen ging om
er ziin „schwarzen Kaffee'' of zijn cognacje te drinken. Het
was er dan ook stampvol, en de aanwezigen beschouwden
zioh in dit afscheidsuur als door een geheimzinnigen band met
elkaar vorbonden, Onder de laatste trouwe gasten was Art¬
hur Schnitzler, de schrjjver van Liebelei, die aan een
tafeltjo zat mot Ebermann, den dichter van de
Athenerin. Sohnitzler is dokter van zjjn beroep en
de zoon van een beroemd hoogleeraar in de keelheel¬
kunde. Hjj woont in een stille straat achter de prach¬
tige Votivkirche, niet ver van het huis waarin Beet¬
hovon zijn laatsten adem heeft uitgeblazen. Daar, in een
groote zaal waar zin kleine gestalte in de Oostersche
tapjjten, berevellen rustbedden, en tusschen deoude menbelsen
kunstvoorwerpen schjjnt te verdwjjnen, schept Schnitzler — die
z06 met hart en ziel aan zijn vaderstad gehecht is dat hij
op zjjn velo fietstochten van buiten terugkeerende optwee of
drie uren afstands der etad een apeciale Weensohe lucht
meent te herkennen — de figuren zijner „süese Mädels“.
Hoewel heel goed wetende welke lieve meisjes onder die echt
Weensche nitdrukking verstaan worden, kwam ik toch over
haarte spreken. Zjj zjjn volgens den sohrjjver aardige burger¬
meisjes uit de voorsteden, niet ongeljjk aan de grisettos uit
de romans van Paul de Kock; vrooljke kinderen, verliefd
van aard en zieltjes zonder zorg, die door de bank affeotio
hooger stellen dan geld.
Schnitzler zegt van zoo cen süsses Mädel dat sjj het leven
wil genieten en niet nadenkt; dat zi niet bepaald mooi is,
niet elegant en ook niet geestig, maar in ruil daarvoor „die
weiche Anmuth eines Frühlingsabends, die Grazie einer
verzauberten Prinzessin und den Geist eines Mädchens das
zu lieben versteht'' bezit. Onder die klasse vindt men zoowel
meisjes die een tikje van een cocotte weg hebben als andere
die het met hun gevoel en hart zeer ernstig nemen en
daarom niet in staat zijn om den „Geliebten ihrer Seele'te
overleven. Die beide uitersten vindt men nu in Schnitzler’s
Liebelei, en zoowel in dit stuk als in zin boek Anatole,
waarin dezelfde stof in novellen behandeld wordt, staan de
süsse Mädels veel hooger aangeschreven dan de jongelu
die, meerendeels rijk en zonder ernstige bezigheid, meisjes
naloopen en met haar een Liebelei beginnen. Schnitzler
teekent ze met een paar woorden: „Sie sind junge Leute“.
Hoe meer men met Schnitzler spreekt, des te meer krügt
men den indruk dat deze ruim dertigjarige doktersen letter¬
kundige een ernstige natuur is. Di“ merkt men vooral in
zjjn novelle Das Sterben, waar de phyeieke en psyohische
kwalen van een jongmensch dat weet aan detering te mooten
sterven, zoo nauwkeurig beschreven ziin, dat alleen cen ge¬
neeskundige die met de pen weet om te gaan, in staat is
zulk een somber tafereel te leveren. Maar Schnitzler heaft ook
humor, wel wat droog maar toch niet onleuk, wat vooral
blijkt in ziin beschrijvingen van nog jonge maar reeds ge¬
blaseerde scharrelaars.
Nadat wij over ziin stukken gesproken hadden, begon
Schnitzler mij naar Hollandsche letterkundigen te vragen.
Vooral was hjj nieuwsgierig naar Couperus, van wien hi uit
vertalingen het een en ander gelezen had, en hi betuigde zin
spijt dat hi wegens het verschil in taal niet in steat was
daarmede kennis te maken.
Schnitzler heeft nog een ander tooneeletuk geschreven
nameljjk Freiwild, dat in het Burgthester niet gespeele
mag worden omdat daarin eon Oostenrjjksch officier voor¬
komt die wegens het verleiden van een meisje con pak slag
krügt. Op miin vraag waarom hij nu juist cen Oostenrjjksoh
offioier iet den treurigen held van zin stuk gemaakt had,
antwoordde hij mij dat hij de gewoonten onder die mensohen
kende en ze had willen schilderen.
Wetenschappelijke Berichten.
Van het vervolgwerk: Nuttige Indische Planten, door dr.
M. Greshoff, uitgave van het koloniaal museum, is de derde
aflevering verschenen.
Wiae ainc
un 1
de 17
sing
onde,
diens
verhe
het o
versc
He
Faille
dag g
is var
reisge
zijn e
midd
niet
Testar
Rek
eon I
Mr
achtte
deele
voor d
kantog
getuig
machi
moest
zich t.
Na
veertie
tram
waar
enkell
zocala“
Voo
een gr.
te Utl
toen in
in goes
photogt
tikolen¬
hij nag
ten slo
werk 1
niet
Na 1#
te zin
wijze
zond y
goed g
valsche!
onderte
naar I.
ter #tg
de firm
wie hi#
werd. K
hij nis
200 W
zending
De 1
bekt. #
naam
evenee
andere
De
Y 15.10
Bekl.
te lever)
De 6
negen#
malen
3 man
Hedi
bank
had n
waarge
opzend
berger,
omdat &
jongen
Mr.
nog zu
helpen,
Voor,
eischt.
het, daf
opgezon
onderech
Het
2#