ar het
agent
emand
ze aan
kring
waardig
zoek u
ffrouw,
er nog
zeide
haur te
nan en
meisje.
zeide
n der
groote
lat hij
k vind
or-
is
rechts
Jà, nu
39. Ein Erfolg
was het gebeurd, nu moest #### maar uit ziin
met den spot- der collega’s, met het wantrou¬
wen der superieuren, met den hoon van ziin
verloofde, ja ook daarmee, Het was ook uit
met al het andere. Maar dat was onverschil¬
lig, dat ging hem niet aan, dat mocht hem
niet aangaan.
De twee gearresteerden naast hem waren
begonnen te praten; hij probeerde niet te luis¬
teren, maar het gelukte hem niet.
„Juffrouw, het spijt mij erg, dat uw wande¬
g zulk een bedroevend einde heeft ge¬
homen.“
„O. dank u. het spijt mis zoo, dat u ter wille
van mij, een geheel vreemde.,, zeide Kathi.
„Juffrouw, zeifs als ik terwille van u tot
Jarenlange zware tuchthuisstraf word veroor¬
deeld, zou het mij nog een genoegen ziin.“
Engelbert moest dit aanhooren en zwiigend
tusschen hen in loopen. Zonder de gevange¬
nen aan te kijken voelde hij, dat hun blikken
meer zeiden dan hun woorden, voelde, dat er
tusschen deze tweo, die door een gezamenlijk
noodlot aan elkaar waren verbonden, steeds
sterker vriendschap ontstond, waar hij mach¬
teloos tegen was. Kathi liep zoo dicht naast
hern, dat haar Japon hem aanraakte. Zij na¬
derden het bureau. Toen hij het welbekende
gebouw zoo dichtbij zag, ging een verleide¬
lijke gedachte door ziin hoofd. Als hij eens
een eind aan het geval maakte? Als hij die
twee vrijliet en Kathi om vergeving vroeg?
Maar hij wees deze onwaardige verzoeking
van zich en met vasten tred ging hij het
bureau binnen.
Zonder op te zien vroeg de commissaris.
is er gaande?“
„Beleediging van een ambtenaa“ in functie en
inmenging in een geval van overtreding. com¬
missaris“, zeide Engelbert.
De commissaris keek op en toen hij Engel¬
bert zag. trok hij een lichtelijk verwonderd
gezicht. Toen zeide hij vriendelljk. „Wel, wel“
Engelbert wist, dat dit reeds cen soort
box 6/
pluimpje was, maar hij bespeurde niets van hei
geluk, dat hij gedacht had te voelen, als er zich
een dergelijke gelegenheid zou voordoen.
De commissaris nam het verhoor af. „Juf¬
frouw, ik verzock u...
„Katherina Wessely, dochter van den krul¬
denier Wessely, twee en twintig jaar oud..
„En u?“
„Albert Meierling, arts“.
„Dus, beleediging van een ambtenaar, Wat
was de beleediging?“
„De juffrouw heef“ mij voor kameel ultge¬
scholden, commissaris“, zeide de agent.
„Mooi, mooi“, knikte de ### amissaris. „En de
jonge man?“
„Heeft zich veroorloofd opmerkingen over de
arrestatie te maken“.
„Mooi, mool“, dan kunnen we hier riets
meer doen, het geval hoort thuis bij den dis¬
trictsrechter. Dank u“, zeide hij tot de gear¬
resteerden. „U zult de dagvaarding wel toege¬
zonden krijgen“
„Dus wij kunnen gaan?“, vroeg de jonge ma
en het werd Engelbert bij dit „wij'’ rood voor
de bogen.
„Natuurlijk, waarheen u wilt“, antwoordde de
vriendelijke commissaris.
Kathi keek naar Engelbert alsof hij een
vreemde voor haar was. De jonge man opende
de deur en beiden verlieten het vertrek. En¬
gelbert wilde hen volgen, maar de commis¬
saris riep hem. „Hallo Friedmaier!“
„Ja commissaris“.
„Ik wensch u geluk. Het werd tijd. Overi¬
gens, hoe is dat meisje er toe gekomen u ka¬
meel te noemen?“
„Ik moet miinheer den commissaris onderda¬
nig mededeelen, dat zij miin verloofde is“
De commissaris stond op, keek Engelbert lang
aan en klopte hem toen op den schouder.
„Prachtig, dat bevalt mij.“
„Of erger nog, zij was miin verloofde,“ zeide
Engelbert terwijl hem de tranen in de oogen
kwüren.
De commissaris keck hem goedig aan. „Nu
goed, zeide hij, u keert terug naar uw post,
ik zal u voor een bizondere belooning
melden.
Engelbert snelde naar bulten en kwam juist
op tijd om Kathi en den jongen man in een
taxi te zien stappen, hij hoorde den jongen
man roepen: „Naar het Prater!“
De behandeling van de zaak had een paar
weken later plaats. De advocaat-generaal prees
de mannelijke waardigheid en de trouwe
plichtsbetrachting van den agent, die zich door
geen enkele persoonlijke betrekking had laten
weerhouden om het recht ziin loop te laten.
De verdediger brandmerkte de poging om
de bruid, die men kwijt wilde, omdat men
genoeg van haar had, langs ambtelijken weg
van den hals te schuiven en sprak de hoop uit,
dat een dergelijke arglistigheid slechts bij uit¬
zondering onder de brave agenten van de
hoofdstad zou voorkomen. De advocaat-gene¬
raal meende in ziin requisitoir, dat de funda¬
menten van den Staat zouden beginnen tewan¬
kelen, als hier geen voorbeeld werd gesteld.
En zoo gebeurde het, dat Kathi tot vijf en
twintig gulden boete werd veroordeeld, en de
arts Meierling tot tien gulden, hij betaalde voor
hen beiden. Het was een mooie Junidag en
’s avonds gingen beiden weder naar het Prater.
Merkwaardig is echter, dat van dezen dag af
de ban, die totnutoe over Engelbert Fried¬
maler hing, verdwenen is. De slechte dingen
rondom hem zijn ontwaakt, voorbij is het in
zijn nabijhe.d met orde en rust, dagelijks escor¬
teert hij overtreders naur het bureau en zijn
collega’s kijken bewonderend naar hem op. Zij
herkennen hem nauwelijks meer. Hij is een
barde, grimmige man geworden en alle eeden
van onbesproken menschen gelden als gemeene
leugens voor de duistere macht van zijn dienst¬
eed voor wien commissarissen en rechters zich
buigen.
(Slot.)
agent
emand
ze aan
kring
waardig
zoek u
ffrouw,
er nog
zeide
haur te
nan en
meisje.
zeide
n der
groote
lat hij
k vind
or-
is
rechts
Jà, nu
39. Ein Erfolg
was het gebeurd, nu moest #### maar uit ziin
met den spot- der collega’s, met het wantrou¬
wen der superieuren, met den hoon van ziin
verloofde, ja ook daarmee, Het was ook uit
met al het andere. Maar dat was onverschil¬
lig, dat ging hem niet aan, dat mocht hem
niet aangaan.
De twee gearresteerden naast hem waren
begonnen te praten; hij probeerde niet te luis¬
teren, maar het gelukte hem niet.
„Juffrouw, het spijt mij erg, dat uw wande¬
g zulk een bedroevend einde heeft ge¬
homen.“
„O. dank u. het spijt mis zoo, dat u ter wille
van mij, een geheel vreemde.,, zeide Kathi.
„Juffrouw, zeifs als ik terwille van u tot
Jarenlange zware tuchthuisstraf word veroor¬
deeld, zou het mij nog een genoegen ziin.“
Engelbert moest dit aanhooren en zwiigend
tusschen hen in loopen. Zonder de gevange¬
nen aan te kijken voelde hij, dat hun blikken
meer zeiden dan hun woorden, voelde, dat er
tusschen deze tweo, die door een gezamenlijk
noodlot aan elkaar waren verbonden, steeds
sterker vriendschap ontstond, waar hij mach¬
teloos tegen was. Kathi liep zoo dicht naast
hern, dat haar Japon hem aanraakte. Zij na¬
derden het bureau. Toen hij het welbekende
gebouw zoo dichtbij zag, ging een verleide¬
lijke gedachte door ziin hoofd. Als hij eens
een eind aan het geval maakte? Als hij die
twee vrijliet en Kathi om vergeving vroeg?
Maar hij wees deze onwaardige verzoeking
van zich en met vasten tred ging hij het
bureau binnen.
Zonder op te zien vroeg de commissaris.
is er gaande?“
„Beleediging van een ambtenaa“ in functie en
inmenging in een geval van overtreding. com¬
missaris“, zeide Engelbert.
De commissaris keek op en toen hij Engel¬
bert zag. trok hij een lichtelijk verwonderd
gezicht. Toen zeide hij vriendelljk. „Wel, wel“
Engelbert wist, dat dit reeds cen soort
box 6/
pluimpje was, maar hij bespeurde niets van hei
geluk, dat hij gedacht had te voelen, als er zich
een dergelijke gelegenheid zou voordoen.
De commissaris nam het verhoor af. „Juf¬
frouw, ik verzock u...
„Katherina Wessely, dochter van den krul¬
denier Wessely, twee en twintig jaar oud..
„En u?“
„Albert Meierling, arts“.
„Dus, beleediging van een ambtenaar, Wat
was de beleediging?“
„De juffrouw heef“ mij voor kameel ultge¬
scholden, commissaris“, zeide de agent.
„Mooi, mooi“, knikte de ### amissaris. „En de
jonge man?“
„Heeft zich veroorloofd opmerkingen over de
arrestatie te maken“.
„Mooi, mool“, dan kunnen we hier riets
meer doen, het geval hoort thuis bij den dis¬
trictsrechter. Dank u“, zeide hij tot de gear¬
resteerden. „U zult de dagvaarding wel toege¬
zonden krijgen“
„Dus wij kunnen gaan?“, vroeg de jonge ma
en het werd Engelbert bij dit „wij'’ rood voor
de bogen.
„Natuurlijk, waarheen u wilt“, antwoordde de
vriendelijke commissaris.
Kathi keek naar Engelbert alsof hij een
vreemde voor haar was. De jonge man opende
de deur en beiden verlieten het vertrek. En¬
gelbert wilde hen volgen, maar de commis¬
saris riep hem. „Hallo Friedmaier!“
„Ja commissaris“.
„Ik wensch u geluk. Het werd tijd. Overi¬
gens, hoe is dat meisje er toe gekomen u ka¬
meel te noemen?“
„Ik moet miinheer den commissaris onderda¬
nig mededeelen, dat zij miin verloofde is“
De commissaris stond op, keek Engelbert lang
aan en klopte hem toen op den schouder.
„Prachtig, dat bevalt mij.“
„Of erger nog, zij was miin verloofde,“ zeide
Engelbert terwijl hem de tranen in de oogen
kwüren.
De commissaris keck hem goedig aan. „Nu
goed, zeide hij, u keert terug naar uw post,
ik zal u voor een bizondere belooning
melden.
Engelbert snelde naar bulten en kwam juist
op tijd om Kathi en den jongen man in een
taxi te zien stappen, hij hoorde den jongen
man roepen: „Naar het Prater!“
De behandeling van de zaak had een paar
weken later plaats. De advocaat-generaal prees
de mannelijke waardigheid en de trouwe
plichtsbetrachting van den agent, die zich door
geen enkele persoonlijke betrekking had laten
weerhouden om het recht ziin loop te laten.
De verdediger brandmerkte de poging om
de bruid, die men kwijt wilde, omdat men
genoeg van haar had, langs ambtelijken weg
van den hals te schuiven en sprak de hoop uit,
dat een dergelijke arglistigheid slechts bij uit¬
zondering onder de brave agenten van de
hoofdstad zou voorkomen. De advocaat-gene¬
raal meende in ziin requisitoir, dat de funda¬
menten van den Staat zouden beginnen tewan¬
kelen, als hier geen voorbeeld werd gesteld.
En zoo gebeurde het, dat Kathi tot vijf en
twintig gulden boete werd veroordeeld, en de
arts Meierling tot tien gulden, hij betaalde voor
hen beiden. Het was een mooie Junidag en
’s avonds gingen beiden weder naar het Prater.
Merkwaardig is echter, dat van dezen dag af
de ban, die totnutoe over Engelbert Fried¬
maler hing, verdwenen is. De slechte dingen
rondom hem zijn ontwaakt, voorbij is het in
zijn nabijhe.d met orde en rust, dagelijks escor¬
teert hij overtreders naur het bureau en zijn
collega’s kijken bewonderend naar hem op. Zij
herkennen hem nauwelijks meer. Hij is een
barde, grimmige man geworden en alle eeden
van onbesproken menschen gelden als gemeene
leugens voor de duistere macht van zijn dienst¬
eed voor wien commissarissen en rechters zich
buigen.
(Slot.)