I, Erzählende Schriften 29, Doktor Gräsler, Badearzt, Seite 91

Badearz
29. Doktor Graesler
box 4/9
Uirtur Gracster; bausarze


Mere te nonden; wil
proeve van bekwaami
uende bevestigng der besliss.##p.
.. alléem op examendagen, ove.
gemeehsenap.
uelburg, tegen de club #
waarbij de onderneming van F.
t al of niet overgaan der leeitingen.
I verlang niet dit men m.in overtuiging omtrent 1 anoven — als wordende daarin uitgeoefend het be¬ beschikken over een


grimmigen ernst geopenba#rd waar de wensch dandsgeen vergissing mogelijk,
wondit, en de gedachte dolk of gif. Alfred in „derr lgeen zachten schifn over de
zet zijn menschen niet in
Mörder“ vergiftigt zijn meisje, in „der Ruf des
J. O LLLLIÖN.
omgeving: om hen héen is
Lebens' verriftigt Marie haar vader. Medardus van
klein Noorsch etadje, een
de „Gramatische historie“ der Junge Medarius, durft
gebergte, een huis aan de ##
zijn dolk niet afleggen, want een kind kon hem
de harriste en somberste
vinden en spelend ziin broertjes dooden daarmee:
dat de vergeljjking van der
zelis het toeval dient het duistere doel.
Nieuwe Duitsche Boeken.
causeur in smaakvol geme
Dit is een uoterste.
telaar door den Prater, met
Maar neem nu die tallooze voorstellingen van man¬
Arthur Schnitzler.
we zeekust en over de be
nen en vrouwen, die aan liefde zedeljjk te gronde
—Döktor Gräsler, Badg-arzt.
wegen bii den eersten co
gaan of door liefde zedeljjk te gronde richten, zoo
Maar de vergelijking is
S. Fischer, Berlin.
als zij in al Schnitzler’s ro## #ns en novellen voor¬
weerd mogen worden dat in
komen; en ge ziet, onder die zachtere en meer alle¬
Altijd weer is het hetzelfde, dat in Schnitzler’s
ergere pessimist is. Ibsens
daagsche gedaante,toch weer diezelfde gedachte in
werk treft, Het necmt oneindig veel gestalten aan.
nog ecn soort geluk, een so0
geen wezenlijken trek veranderd. Ziin Weener figu¬
Schhitzler’s fantasie is buitengewoon rijk, onuitput¬
somé, en als zij falen, hebber
iren, die officiertjes, die elegante niets-doeners, die
teljjk haast in alti# weer nieuwe vormen, verbindin¬
zalfs in hun ondergang dat
mondaine dames, zij ervaren naar de geringere
gen, variaties. En dat maakt de herkenning van dat
#nike naturen het geluß
mate van hun kleinere naturen altijd weer datzelfde:
ééne soms moeiljjk de verscheidenheid van het
kracht van verstand en kra
dat liefhebben het begin is van sterven of doen ster¬
uiterlük houdt den bdik vast; houdt den blik af van
Schnitzler's menschen niet
ven. En juist het schertsende van de voorstelling, het
de eenheid, onder die verscheidenheid, de eenheid van
winnen zij inzicht in zich
oppervlakkige van de karak ers dat, schjjnt het wel,
het innerlijke: de gedachte nameljjk — want „gevoel“
weer, die waarschuwde tege
zulk #en tragick niet toclaat, doet, door tegenstelling,
kan men niet wöl zeggen in het geval van een z00
zelf, omdat dat gewoonlijk
dat grimmige idee te dieper en scherper voelen nan
sterk en scherp denkend mensch als deze schrijver
menschen ervaren het. En d
wie door scherts en schijn van #roolijkbeid heen dringt.
is, — de gelachte dat het leven eigenlijk maar een
op: over zichzelven en
De vroolijkheid, trouwens, ie minderende: het ver¬
schiln, een droor een bedrog of zelfbedrog is en de
wereld, over het leven, over
schil is groot tusschen dit laatste boek en de vroegere,
hoogste openbaring van het leven, de liefde, cen
heden, alles is jjdelheid.“
tusschen dezen dr. Gräsler, alleen op de wereld, en
zachter aspect van den dood.
Om terug te komen op „dr
ohd van gevoel meer nog dan van jaren en den lachen¬
In haar hardsten. streggsten vorm verschifnt die
on-vroolijken navolger van
den Anatol, waarin Schnitzler voor het eerst zijn al¬
gedachte daar waar Selnitzler de liefde als macht¬
Anatol.
tijd door veranderend en toch altjjd onveranderd type
des-doods voorstelt, Hij heeft dat dikwijls gedaan.
Hij is een man van even #
van den Jevens-onvatbare heeft vertoond, want dat
Soms schijnbaar in spel. Dan laat hij den minnaar
digen schok, den dood doon
is het eigenlijk. Al deze menschen kunnen niet wer¬
vervolgd worden door de voorstelling dat zijn wensch,
ter, sedert lange jaren zij
kelijk liefhebben, niet door liefde gelukkig zijn en
zijn hem zelf niet eens duideljjk bewuste haat,
sleurgangetje wordt gesling
gelukkig maken, omdat zij niet werkelijk kunnen leven:
(want van de liefde, die deze schrijver altijd weder
of meer tevreden had geschi
zij hebben een heimelijke wonde-plek, een leegte, cen
mitbeeldt, is haat de tweelingbroeder) oorzaak is van
hij meer dan alles vreest:
donkerte, cen kilte in zich, zij hebben, midden in bet
den dood der liefste. „Weet ge dan, hoeveel er elken
hij zich rekenschap geven #
leven, den dood in hun hart. Schnitzler is een toove¬
dag gebeurt on de wereld, omdat iemand het in het
tot nog toc maar zoowat in
naar met de taal; anders zou hij, ook voor den opper¬
geheim heeft gewild? Bevroedt ge iets van de
zich afhield. Nu moet hij
vlakkigsten blik, verschifnen als wat hij werkei.ik 1s,
geheimzinnige machl’ die in cen „scheppende natuur“
En daarvoor moet hij waten
en toch niet schijnt: cen „Neen“-zegger.
ligt?“ Georg van „der Weg ins Freie“ is vast over¬
Men heeft hem met Ibsen vergeleken: juist om die] hij eigenlijk is. „De kennja
tuigd van die macht.
Maar die half-speelsche fantasie staat i haar ]nauwe verbinding van liefde en dood. En bij Ibsen is 1 gewoonlijk tegen.“ Het vü#
ehe C
M