I, Erzählende Schriften 23, Der Weg ins Freie. Roman (Die Entrüsteten), Seite 73

Der N#
ins
Frei
23. Del ef aus ###ie box 3/1
(Joodsche) huweljjk dat Else zich verwaardigt te slui- fdat het in het jjle vervliegt.
omgeven door een vijandige meerderheid van zeer laag
maal luxe-menschen. De
En dat is ten slotte, de ind
ten.
staanden: Joodsche beschawing tegen „Cbristeljjke“
allen: hij is niet het¬
heele Joden-schildering krijgt
Eisler, vader en zoon. Eisler „Sr., indertijd de beroemd¬
barbaarschheid. In Hirschfelds laatsten roman vindt men,
je, bij den bank-direk¬
om het effect, om de gelegen
ste boxer van Weenen (dat is niet alledaagschl een Jopd¬
in den grond, hetzelfde: het op het goede gerichte
en eonen blijft de geld¬
zelf door gaf geestige, verrass
sche vechter-met-de-vuisten !) bij gelegenheid verkooper
streven van cen Jood wordt gedwarsboomd en verijdeld
terwiji hij bij den ander
verbluffende dingen te laten
van antiquiteiten en, op het oog, een Hongaarsche
door de baatzucht van hem verachtende Christenen. In
e enkel maar z00 eens
nomie van den roman betee
magnaat. Eisler Junior een man van de wereld die juist
den roman van Hermann wordt het leven van de Joden
Buldt. Maar niettemin;
samenleving niets. De eigenli
absolunt Jood wil zijn, en iedereen er op aan kijkt of
in Berlijn tijdens Friedrich Wilhelm IIl getoond van
eerende van hun leven
de van Georg von Wergentl
hj het soms 1n zjjn hart haalt daar wat op tegen te
een bepaald standpunt uit: als de tragedie van den
menschen buiten geld¬
volbloed-Duitschers — staat g
hehben. In welk geval hij, Willy Eisler, om nadere ex¬
zich aan de Duitschers assimileerenden Jood die door
en tijd, de gelegenheid
En dit nu is juist het mo
zou moeten verzoeken. Heinrich Bermann;
P1.
zijn door-en-door Joodsche familie uit het onbeschaafde
eleven naar eigen lust.
haal van die liefde. Hoe von
schrifver van tooncelstuktken die ziin kunstenaarschap
Oosten — Gallicie, Polen, de Russische grenslanden, —
alle kanten, het groeit
lief krijgt, tot de zijne ma
veracht, en zichzelven maar éen wezenlijk vermogen toe¬
weer naar omlaag wordt gehaald. Op deze of gene wij¬
nzich tot het uiterste.
kent: „in menschenzielen te kijken, diep er in, in de
ze hebben die allen (en dat heeft ook Dehmel gedaan
ntwikkeling des gevoels
zielen van schurken en eerlijko lui, van vrouwen, man¬
bedenkt dan zifn geluk, en
in zijn geschiedenissen van Joodsch-Christelijke liefden)
dierbare Ik is het
nen, kinderen, van heidenen, Joden, protestanten, ja zelfs
der zelfs te voelen dat het
een algemeene beschouwing gegeven, of trachten te ge¬
ige en het alles-vervul¬
van katholieker, adelljjken en Duitschers ;'“, en die ge¬
scheid, den man dien zij n
ven, van „het Joden-vraagstuk''., Maar dat doet Schnitz¬
uitzondering zijn dat
en harteloozen egoist die hij
voelt „dat er niet veel noodig is om in elken Jood de
ler niet. Ilij geeft hier enkel een heele galerij portret¬
vensgeluk het genoegen
geeft: „Vergeet ons niet g
zelfverachting wakker te maken, die in het binnenste van
ten van Joden die, — en dat is het zonderlingste van
er uitzondering mannen
zijn hart siuimert.“ — Stauber vader en zoon. De oude
Schnitzler verhaald met een
alles — met de handeling in zijn boek eigenlijk niet te
soort: die houden zich
zicht en teederheid. Dat is we
Stauber een geleerde en tevens een menschenvriend, een
maken hebben, althans niet in hiun qualiteit van Joden.
T#1 v
get scherpe oogen, glim¬
belei', en van „Freiwila“
wijs man, als arts een heeler van lichamen en van zie¬
En hoewel hij een menigte fijne opmerkingen omtrent
ens op, en feliciteeren
len beide. De jonge Stauber evencens cen geleerde, maar
Anna Rosner heeft niet enk
hen maakt — of laät maken, want, naar het uiterlijk
ets uitstaande hebben.
van de vrouwen nit die vroe
die, door zjjn energie, zich nit ziin laboratorium in het
en den vorm vordwijnt hij volkomen uit zijn werk —
rleinentair noemen zon¬
publieke leven heeft laten drijven, en een walgings-kuur
heidere verstand dat die opo
geeft hij toch nergens explicite noch implicite de bij¬
Schnitzler’s parlements¬
teinperäment tot een niting
doormaakt in het Parlement. Tusschen twee haakjes,
zondere opratting, de theorie uit al die opmerkingen
Iin egoisten, dupes, er.
weet, en zij wil, wear die
daar ontmoet Schnitzler een collegn-Jollensdhrijver.
resulteerende, die men als de rechtvaardiging van den
ler van ziin Weeners
zich lieten gaan. En dat is
Hirschfeld. Wat die in zijn laatsten roman over parle¬
geheelen opzet verwacht. Zoodat men vragen moet —
#
mentarische toestanden in Oostenrijk Hongarjje schrifft
zij, bijna van het gerste oc
waartoe en wenrom eigenlijk die heele nadruk op het
an, deze drie typen met
liefde voor Georg haar niet
staat met andere woorden in dezen cersten van Schnitz¬
specifiek-Joodsche?
eft Schnitzler tot nog
gen: en niettémin geeft wat
ler. Er is niets vreemds in die overeenstemming. Het
Maar laat men dat nu ter zijde, dan kan men zich
d. Degenen die „den'
„Pariementsbericht'' van de eerste beste Oostenrjjksche
Een soortgeljjke volmaking
verlustigen in den rijkdom van Schnitzlers Joden-voor¬
tten hebben klaarblijke¬
den dilettant uit zuivere ze
courant geeft een aanvulllende verklaring.
stelling. Welk een menigte types heeft hij hier bijeen¬
ere zou geven. Hij heeft
Hier met het portret van den jongen Stauber, en la¬
is en arm wordt, omdat, ten
gebracht ! Wel te verstaan, — hij is streng binnen dien
teleurstelling. Zjj ligt
ter komen dat van Leo Golowski en zijn zuster THere¬
Ik juist het geringste, slapste
allernauwsten kring gebleven van Joodschen rijkdom en
redelijk was; niet aan
se er bij, gaat Schnitzler toch een phar stappen buiten
der is dan wat ter wereld co
zijn aanhangers. Hij toont allcen bankiers en bankiers¬
eljjk is gebleven.
den nauwen kring van zijn luxe-menschen. Stauber heeft
ste, dat door eenige opofferi
families met wat daaraan vast zit van journalisten,
ndere reden teleurgesteld
aangename dingen gekocht
een politiek ideaal, en lijdt er voor. Thérèse is een
schrijvers en andere „intellectucelen.?' Maar wat eon
en reden daartoe. Zij
egoiste-figuur is een vaste
socialisten-leidster. Golowski, in zijn densttijd bij het
rijke variaties van deze ecne soort!
kring dien hij getocnd
als die van het slachtoffer
leger door een antisemitischen luitenant grof beleedigd,
De familie Ehrenberg; Ehrenberg Senior is eon geloo¬
g heeft verkleind. De
Wergenthin is, in zijn genr
maakt van het eerste nur van zijn vrijheid gebruik om
vige Jood. Zionist in zijn vrijen tijd, die alleen om zijn
n Weenen, — goed. Maar
hij is en hij wil het zijn,,
zijn beleediger uit te dagen.
familie te believen S. in plaats“ van voluit Salomon op
an het grootburgerlijke
ven door zisn temperament,
„Gisteren, mencer de luitenant, zijt u meer geweest
zijn deur zet, den beau-monde die op de ontvangdagen
van het Joodsch-groot¬
geljken in Schnitzler’s wer
dan ik, voorloopig zijn wij gelijk, maar morgen om de¬
van zijn vrouw verschijnt niet wil kennen, en vacantie
van een allerkleinsten
neert het.
zen tijd zal een van ons tweeën weer meer zijn dan de
neemt uit zijn zaken om naar Jeruzalem te gaan. Met
van de Weener samen¬
Heeft Schnitzler dat precie
andere.“ De beteekenis van het „ietwat talmudistische
dat al heeft hij zign zoon Oskar niet op den weg der
goed. Zjj voelen zich
aan mogen twijfelen. In hei
gezegde'’ wordt den niet-talmud-kenner duidelijk gemaakt
vaderen kunnen houden. Oskor heeft zich laten doopen,
leist zouden ze Schnitz¬
Als Georg zijn vader een
door ecn vuistslag tegen het voorhoofd. „En na het
is reserve-officier bij de Uhlanen, ’zoekt den omgang
diet 1
tweede schot is Golewski werkeljjk aanmerkeljjk veel
speelt „cen cenvoudige mel
zijner adelli,ke kameraden, en is, al doende, z66-
zeif partij wanncer men
harmonieen, die het simpele
meer geweest dan de luitenant, want die was niets, min¬
zeer Cbristen Oostenrijker en edelman geworden, dat hij
.Waartoe zulk cen zelf¬
en daarbij overgaat in „wil
der dan niets; een doode“’. Een politiek duel — dat is
bij het voorbjjgaan aan een kerkdeur het hoofd ont¬
vraagt de vader, een kenne
iets nieuws in Schnitzlers werk — die hij tot nog toe
bloot. Wanneer zijn vader, dat ziende, hem op de open¬
kijvers tegenwoerdig in
liet uitvechten gebeurden om „cavaliers-händel'.
van zijn zoon, schlint het —
bare straat een oorveeg geeft, wascht hij zijn bezoe¬
leden jaar mankte Georg
En z00 als dat er staat w
Tot besluit: Nürnberger, menschen-kenner en levens¬
delde eer rein door zijn eigen bloed. Kän het correcter?
ziin Jettchen Gebert —
beschouwer die schrijver moest zijn eigenlijk, maar nit
De oude man spreekt cr me
Zjjn zuster Else wijkt naar cen anderen kant, even
k toe doordrong, blijkens
pure zelf-critiek er niet toe komt. Hjj is de kritikus
dat Georg er omen zal, in
ver van de Jooische traditie al: zij zoekt het in het
Deux Mondes qpnam over
leven, Het écne jaar dat
van de Joden als van alle andere menschen en dingen.
origineele. Zij weet nict zeker of zij actrice, pleegzus¬
jjver toe gelffacht heeft
is een bevestiging van dat
Door hem uit Sclmitzler zijn eigen gedachten over „het
ter, groote dame in Weenen, milliardairsvrouw in Chi¬
te komen — de pas ver¬
op het eind, stelt Schnitzle
Joden-vraagstuk.? Daarmee komt hij het dichtste bi
cago of gezellin-op-de-vlucht van cen virtuoos of cen
Sedert langer al bekend
den man die „den weg naa
dat ’wat men zich wel moet voorstollen als zijn doel.
Spaanschen officier zou willen ziin: soms daarentegen
van die „Juden von Zirn¬
den. Men mag wel vragen
Maar het is alleen cen naderen, geen bereiken. Ook
heeft de gedachte ook wel een bekoring de brave stille
vele Joden-drama's. Van
Een andere is niet te ontd
Nürnberger zegt niets definitiefs; tenzij men dan als
zorgzame vrouw van cen ecnvondigen „Gutsbesitzer'' te
nis cen geheel deel —
het Stot niets verplicht te
zoodanig zou willen schatten zijn opmerking „dat de
worden, cene moeder van vele kinderen, vroeg-grifs (van
vuld met de geschiedenis
begin af als de allerbegeerl
Joden misschien ecns zullen blijken cen menschheids-fer¬
wege de zorgen) en met cen zacht-gelaten glimlach al¬
bristen en cen Jodin; en
ler zöu kunnen antwoorden:
ment te zin geweest.“' — ech opvatting die hier niet
tijd op het gezicht (vanwege de enrechtvaardigheid van
„Aber die Liebe''?) vin¬
voor, de eerste maal die formule vindt. Voor het ove¬
het slag van Wergenthin is
het Lot). Zij zou gaarne iets heel buitengeweons doen,
Ridder en de Spaanscho
rige zijn het alles maar „boutades'’, paradoxen, geestig
waar iedercen de handen van in elkaar sloeg. Maar de
trotssert. Maar bij allen
natuurljjk. Schnitzler is buitengewoon geestig. Hij heeit
buitengewone dingen zijn zo0 moeiljjk te volbrengen?
#nders dan bij Schnitzler.
gezegden die aan Heine doen denken. Maar men voelt
En, gelukkig voor de rust der Tamilie, houdt Elsje van
Eirndorf als voorbeeld te
er alte duideljjk in het welgevallen aan de geestigheid
haar gemak meer dau van éenig ding ter wereld. Mama
den als een kleine min¬
op zich zeif öm zich zelf, om het even of cen waar¬
Ehrenberg is heel kalm onder al haar voornemens. De
undeljjk hooger staanden, Igoede vrouw voorziet van het begin af het voordeelige heid belicht wordt door het schitterende vuurwerk of