I, Erzählende Schriften 23, Der Weg ins Freie. Roman (Die Entrüsteten), Seite 103

Der Ne
ins Frei
box 3/1
23. Suuf ausmaiese
nieden.
naamd afgeschaft zal blijven, den tekst van dien ver¬
doch ontrurmen. Dat Techt had alleen betrekking op de
aangehouden.
ouderden wensch te wijzigen en met 't oog op den
watervlakte, ingencmen door het meest naar buiten ge¬
llende departementen (bin¬
heuglijken feestdag, den geboortedag van Hare Majes¬
legen dok in den openbaren waterweg en betrof 4200
zaken, marine en landbouw
teit onze geliefde Koningin, in de week vöör 31 Aus
M2. van de ter beschikking der Maatschappjj gestelde
or waterstaa“ en kolonièn)
gustus, eenvoudig te wenschen „vrooljjke feestviering''s
11,550 M2. Wan terrein is dus geen sprake.
ellen aanhangig gemaakt.
Overigens zij nog even in herinnering gebracht dat
Behalve de socialisten, zal jeder de strekking daarvan
mbtenaren, wier belooning ] miin voorstel ten opzichte van dat meest naar buiten
vatten, toejuichen en dankbaar voor de gelukkige re¬
en maximum beweegt. 1 gelegen dok nog niet lang goleden door B. en W. werd ] geering waaronder wij Nederlanders leven, wellicht hun
meerderheid van zeer laag
(Joodsche) huwelijk dat Else zich verwaardigt te slui- # dat het in het jjle vervliegt.
ten.
ing tegen „Christeljjke“
En dat is ten slotte, de indruk dien men van die ge¬#
Eisler, vader en zoon. Eisler Sr., indertisd de beroemd¬
laatsten roman vindt men,
heele Joden-schildering krijgt: dat ze gedaan is, louten
et op het goede gerichte
ste boxer van Weenen (dat is niet alledaagschl cen Jood¬
om het effect, om de gelegenheid die Schnitzler er zich
sche vechter-met-de-vuisten !) bij gelegenheid verkooper
gedwarsboomd en verjjdeld
zelf door gaf geestige, verrassende en dikwijls genoeg 1—
van antiquiteiten en, op het oog, cen Hongaarscho
verachtende Christenen. In
verbluffende dingen te laten zeggen en doen. In de eco¬
magnaat. Eisler Junior eon man van de wereld die juist
dt het leven van da Joden
nomie van den roman beteekent die geheele Joodschel
absoluut Jood wil ziin, en iedereen er op aan kjjkt of
Wilhelm IIl getoond van
samenleving niets. De eigenlijke geschiedenis, — de lief¬
hij het soms in ziju hart haalt daar wat op tegen te
als de tragedio van den
de van Georg von Wergenthin en Anna Rosner, twed
hebben, In welk geval hij, Willy Eisler, om nadere ex¬
nileerenden Jood die door
volbloed-Duitschers — staat geheel los daarvan.
plicaties zou mooten verzoeken. Heinrich Bermann,
milie nit het onbeschaafde
En dit nu is juist het mooie in het boek: het ver¬
schrijwver van tooneelstukkken die ziin kunstenaarschap
Russische grenslanden, —
haal van die liefde. Hoe von Wergenthin Anna vindt,
veracht, en zichzelven maar éen wezenlijk vermogen toe¬
ald. Op deze of gene wij¬
lief krijgt, tot de zijne maakt, en dan verlaat: hoer
kent: „in menschenzielen te kijken, diep er in, in de
heeft ook Dehmel gedaan
Anna van het eerst tot het laatst niet anders zoekt en
zielen van schurken en cerlijko Jui, van vrouwen, man¬
Poodsch-Cbristeljjke liefden)
bedenkt dan zisn geluk, en daaraan alles opoffert, zon¬,
nen, kinderen, van heidenen, Joden, protestanten, ja zelfs
egeven, of trachten te ge¬
der zelfs te voelen dat het cen offer is, en bjj het af¬
van katholicken, adelljjken en Duitschers;'' en die ge¬
k'. Maar dat doet Schnitz¬
scheid, den man dien zij nu kent voor den geweten¬
voelt „dat er niet veel noodig is om in elken Jood de
een heele galerij portret¬
en harteloozen egoist die hij is dat éene woord mec¬
zelfverachting wakker te maken, die in het binnenste van
#is het zonderlingste van
geeft: „Vergeet ons niet Igeheel en al'’, — dat heeft!
zijn hart sluimert.“ — Stauber vader en zoon. De oude
zijn boek eigenlijk niet te
Schnitzler verhaald met een buitengewone kracht, in¬
Stauber een golcerde en tevens een menschenvriend, een
hun qualiteit van Joden.
zicht en teederheid. Dat is weer de Schnitzler van „Lie-
wijs man, als arts een hoeler van lichamen en van zie¬
fiine opmerkingen omtrent
belei“, en van „Freiwild'’ vooral, en nog meer dan Hjj.)
len beide. De jonge Stauber evencens cen geleerde, maar
want, naar het uiterljjk
Anna Rosner heeft niet enkel de zelfopofferende liefde)
die, door zjju energie, zich nit zijn laboratorium in het
olkomen uit ziju werk —
van de vrouwen uit die vroegere drama’s: zij heeft het
publieke leven heeft laten drjjven, en een walgings-kuur
ite noch implicite de bi¬
heldere verstand dat die opoffering van ech niting vam
doormaakt in het Parlement. Tusschen twee hankjes,
uit al die opmerkingen
temperament tot cen uiting van karakter mankt., Zif
daar ontmoet Schnitzler ccn collegh-Jollensdhrijver.
e rechtvaardiging van den
weet, en zjj wil, waar die anderen enkel voelden end
Hirschfeld. Wat die in zijn laatsten roman over parle¬
odat men vragen moet —
zich lieten gaan. En dat is juist zoo ontrperend, dat!
mentarische toestanden in Oostenrjjk Hongarije schrifft
die heele nadruk op het
zij, bijna van het eerste oogenblik af, ziet dat haar
staat met andere woorden in dezen eersten van Schnitz¬
liefde voor Georg haar niet anders dan leed kan bren¬,
ler. Er is niets vreemds in die oyereenstemming. Het
zijde, dan kan men zich
gen: en niettemin geeft wat die liefde van haar eischt.
Parlementsbericht'' van de eerste beste Oostenrjjksche
dan Schnitzlers Joden-voor¬
Een soortgelijke volwaking is in de figum van Georg,
courant geeft een aanvullende verklaring.
ypes heeft hij hier bjjeen¬
den dilettant nit zuivere zelfzucht, die rijk aangelegc,
Hier met het portret van den jongen Stauber, en la¬
hij is streng binnen dien
is en arm wordt, omdat, ten slotte ziin Ik, en van datt
ter komen dat van Leo Golowski en zjjn zuster There¬
van Joodschen rijkdom en
Ik juist het geringste, slapste en slechtste, hem dierbaur¬
se er bij, gaat Schnitzler toch cen paar stappen buiten
fllcen bankiers en bankiers¬
der is dan wat ter wereld ook, en al ware het 't hoog¬
den nauwen kring van zijn luxe-menschen. Stauber heeft
vast zit van journalisten,
ste, dat door ecnige opoffering van aan dat mindere jl
cen politiek ideaal, en lijdt er voor. Thérése is cen
ectucelen.)' Maar wat eer
nangename dingen gekocht zou moeten worden. Deze
socialisten-leidster. Golowski, in zijn diensttijd bij het
soort !
egoiste-figuur is cen vaste in Schnitzler’s werk, even¬
leger door een antisemitischen luitenant grof beleedigd,
enberg Senior is cen geloo¬
als die van het slachtoffer van zulk een egoist. Maarl
maakt van het eerste nur van zjjn vrijheid gebruik om
jen tijd, die alleen om ziin
Wergenthin is, in ziju geure, superieur. Hij weet was
zijn beleediger uit te dagen.
hats van voluit Salomon op
hij is, en hjj wil het zjjn,, hij laat zich niet maar drif¬
„Cisteren, mencer die lnitenant, zijt u meér geweest
le die op de ontvangdagen
ven door ziju temperament, zooals Anatol en zjjn velet
et wil kennen, en vacantie
dan ik, voorloopig ziin wij gelijk, maar morgen om de¬
gelijken in Schnitzler’s werk; integendeel: hii traß
ar Jeruzalem te gaan. Met
zen tijd zal een van ons tweeën weer meer zijn dan de
neert het.
Pskar niet op den weg der
andere.? De beteekenis van het „ietwat talmudistische
Ieeft Schnitzler dat precies zoo bedoeld? Men zouer“
ar heeft zich laten doopen.
gezegde'' wordt den niet-talmud-kenner duideliik gemaakt
aan mogen twijfelen. In het begin schijnt het van ja.
lanen, zoekt den omgang
door ecn vuistslag tegen het voorhoofd. „En na het
Als Georg zijn vader een van zijn compositics voor¬
Gen
tweede schot is Golowski werkeljjk nanmerkeljjk veel
" al doende, 260-
speelt „cen mvoudige melodie met overdreven riike
meer geweest dan de Juitenant, want die was niets, min¬
nedelman geworden, dat bij

harmonieen, die het simpele thema haast overstelpen'
kerkdeur het hoofd ont¬
der dan niets: cen doode“. Een politick duel — dat is
en daarbij overgaat in „wild moduleerende variaties'.!
at ziende, hem op de open¬
iets nieuws in Schnitzlers werk — die hij tot nog toe
vraagt de vader, een kenner van goede muziek u# en
t, wascht hij zisn bezoe¬
liet uitvechten gebeurden om „cavaliers-händel“.
van ziin zoon, schijnt het — glimlachend: „Waarheen''s.
A bloed. Kän het correcter?
Tot besluit: Nürnberger, menschen-kenner en levens¬
En 260 als dat er staat wordt het woord symbolisch.
een anderen kant, even
beschonwer die schrifver moest zin eigenljjk, manr uit
De oude man sjweekt er mee uit, hoe hij nict gelooft
af: zij zoekt het in het
pure zelf-critiek er niet too komt. Hjj is de kritikus
dat Georg er komen zal, in de kunst zoomin als in het
er of zjj actrice, pleogzus¬
van de Joden als van alle andere menschen en dingen.
leven. Het ééne jaar dat Schnitzler van dat leven toont
milliardairsvrouw in Chi¬
Door hem uit Schnitzler zijn eigen gedachten over „het
is een bevestiging van dat denkbeeld. En niettemin —
van ecn virtucos of cen
Joden-vraagstuk.“ Daarmee komt hi het dichtste bij
op het eind, stelt Schnitzler von Wergenthin voor als
en ziin: soms daarentegen
dat wat men zich wel moet voorstellen als zijn docl.
den man die „den weg naar de vrijheid'’ heeft gevon¬
en bekoring de brave stille
Maar net is alleen een naderen, geen bereikon. Ook
gen. Men mag wel vragen: „naar welke vrijheid“ A
usqudigen „Gutsbesitzer'' t6
Nürnberger zegt niets definitiefs; tenzij men dan als
Een andere is nict te ontdekken dan de negatieve van
Ie kinderen, vroeg-grifs (van
zoodanig zou willen schatten zijn opmerking „dat de
het „tot niets verplicht te ziin'’ die George van het
zächt-gelaten glimlach al¬
Joden misschien cens zullen blijken cen menschheids-fer¬
begin af als de allerbegcerljjkste heeft bestreefd. Schnitz¬
de onrechtvaardigheid van
ment to ziln geweest.“ — cen opvatting die hier niet
ler zou kunnen antwoorden: „Juist. Voor een man van
s heel buitengewoons doen,
voor de cerste maal die formule vindt. Voor het ove¬
het slag van Wergenthin is dat de vrijheid.?
in elkaar sloeg. Maar de
rige ziin het alles maar „boutades'’, paradoxen, geestig
mceiljjk te volbrengen!
natuurljjk. Schnitzler is buitengewoon geestig. Hjj heeit
AUGUSTA DE WIT.
Ner familie, houdt Elsje van
gezegden die aan Heine doen denken. Maar men voelt
enig ding ter wereld. Mama
er alte duideljjk in het welgevallen aan de geestigheid
er al haar voornemens. De
op zich zeif ôm zich zelf, om het even of een waar¬
——
t begin af het voordeelige heid belicht wordt door het schitterende vuurwerk of