I, Erzählende Schriften 17, Das Schicksal des Freiherrn von Leisenbohg. Novellette (Fluch), Seite 8

17. Das Schicksal des Freiherrn von Leisenbohr
box 2/7
— Khan Aa elsenen,
De Herdersfiuit werd gebroken door
Dionysia. En toen zij haar vernield had,
vroeg zij müziek Dit is het thema, dat
de schrijver heeft uitgewerkt tot cen su¬
blieme geschiedenis van lijden en loutering,
e
blank, episch, even doend denken aan Van
Schendel’s Zwerver zonder diens wecke
lyriek; straf en zonder omweg. Er ligt cen
Vriidag 28 April 1922
kiem van decadentie in de niting van

Dyonisia’s man, Erasmus, die in de over¬

tuiging, dat zij hem ontrouw ziin zou, als
ARTHUR SCHNITZLER
de gelegenheid daar ware, haar onmiddel¬
EEN
lijk van zich zendt, maar wel heeft hij haar
HET 30UPER.
deorzien. De auteur doet hierbij uitkomen,
dat Dionysia cen lijdensweg krijgt af te

Gisterenavond, na afloop zijner lezing, i8s
leggen, bitterder en zwaarder dan het
„breken van de herdersfluit'’ wettigen
Artbur Schnitzler cen souper nangeboden In
mocht. Want als zij nu gerispt is, is zij
in Restaurant Royal. Vele letterkundigen en
de
geknakt en dat is ten slotte cen verlies,
K9
slechts enkele tooneelspelers waren hierbij
waartegen loutering niet opweegt, cen on¬
tegenwoordig. Onder de aanwezigen merk¬
herstelbaar ongeluk.
te ik o.a. op mr. Duparc, Verkade, Frans
Een verhaal als dit, geconcentreerd deor
Mynsen, mr. van Rossem, dr. j. Kalf,
dan geest als dien van Schnitzler rioest
Johan de Meester en zijn zoon, Guarnieri, di
noodzakelijk afmatten en (gelijk we zeiden),
dr. de Koos, mevrouw Brevée-Copyn, me¬
de keuze nà de pauze beantwoordde de
vraag: waarom dit?
vrouw Eisa Mauhs, mevr. Marie Schmitz,
ki
Roclvink en dr. Huchner. De Oostenrijk¬
Nu kwam het contrast, iiu kwam het zoo
ne

merkwaardige en bewanderenswaardige
sche gezant graaf Calice en de Duitsche
00
gezant von Lucius vercerden den feestmaal¬
comntrast, dat Die Hirteflôte bleck te maken
tijd met hun tegenwoordigheid.
met den Eenacte die velgde. Helaas ging
Ik kan niet anders zeggen, dan dat den
de aanvang hiervan verloren doordat velen
Weeschen kunstbroeder veel „hormat“' is
uit hiet publiek te laat weer binnentraden.
bewezen zooals men in Indié zou zeggen,
Jammer was dit en onbeleefd. Dit was in
en dat het souper uitstekend was, spreekt.
den stijl dien we van Schnitzler kennen en
#e
vanzelf, omdat het bij Royal was. Er werd¬
dien we 200 bewonderen. Maar nimmer de¬
11
niet gespeecht, ik liet mij vertellen dat
den we 't meer dan thans; de opzet kwam
Arthur Schnitzler daar niet van houdt. Dat
se
ons nu meesterlisk voor. Een drama in n
kan ik mij begrijpen. Het was cok alte be¬
hespitaal, waar een man ten doode gedoemd i
8
merken aan de ecnvoudig „Anspruchlose'.
is en meent een gdvriend (thans gevierd
8
houding, waarin hij zin evenwicht bewaar¬
dichter) noodzaß
#nog te moeten spre¬
VI
de tusschen al de miinheeren-deftigheid en
ken.t Blijkt, corzaak hiervan ligt
cnaangoenlijkheid.
in diepgaande „n die de zieke meent
Heel gaarne zou ik iets meer van dit
te moeten doen. Maar de dichter dahr is
souper vertelien en cok nog van de thee bij
ett zisn leegheid, zin miserabele geestes¬
Kleykamp, die ik bijwoonde, maar het gaat
armoe van poseur, zijn grenzelooze onbe¬
niet. Er was niet zoo bar veel verschil met
nulligheid blijken, dan zwijgt de ander en
cen souper van mctarissen of ontvangers van
de dood treedt in, zonder dat de man ge¬
113
de registratie, of Kamerleden, of cen ver¬
sprcken heeft. En dit uiterlijk ecnvoudig ge¬

eeniging van referendarissen. Wij, Hollan¬aar
geven, heeft zöóveel volle menschelijkheid,
der
ders, ziin zoo destig, en de gearriveerde, bij¬
zooveel diepte in zich schuilen, dat elk zin¬
na officieele Hollandsche letterkundigen
netje, elke wending, langs schatkamers
aur
niet het minst. Anderen waren er niet. Als
die zich dan makkeljjk doen ont¬
voert,
er eens iemand op het zumineuze idec ware □
sluiten.
gekomen, den Weener kunstenaar Artur-
In dit stuk werd Schnitzler cen en al
00
Schnitzler uit te ncodigen cp een fidesten:
actie. Eij gaf felief aan eik woord, gebaar¬
cordialen, jovialen fuif in den Kunstkring
de levendig, gaf stemverandering, kortam:
7
of in Pulchri? Zoo cen, als toen Verlaine!
gaf cok hierm een antipode met Die Hir¬
n1
hier was, of zoo als nog onlangs, toen önze 1
teflôte. En dit cantrast is zeer gewaar- do
groote Louis in den Kunstkring braederlt
zät te bocinen en, miet am „poulet fermiere
of „homard frais“, maar om een stenig
bord erwtensoep vroeg en een potje bier?
Dan ware er broederschhap en fideele harte¬
lijiheid en warmte geweest. Dan zou.
Arthur Schnitzler in Weenen hebben kun¬
nen vertellen, dat hij onder de echte Künst¬
Wüe
ag 28
ler geweest was, het nageslacht van Bréerool
1

en Rembrandt en Jan Steen. Als hij zich
htans verbeeldt de echte kunstenaarskrin-,
deerd. Schnitzler wurm applau
Anlandsche Zaken
gen van Nederland te hebben ontmoet, in
ant gehoopt had
geoogst, de man,cerste plaat
hun-eigen milieu, met hun eigen geest, ver¬
opviel door ziin cen###n, die ondanks zij
roch nog de on¬
gist hi zich Hi zat tusschen mijnheeren,
11
levendige persoonlijkheid en de vonken, di
en, waarin meer
voilà tout. Van ons tooneel heeft hij met de#
85
d wordt, minder
schieten uit de oogen van dien merkwaal
allergrootsten niet aangezeten, van de
g dragende en in
digen kop, weike aandodt als die van ce
schilders ook niet, en evenmin van de ware 1
g der steunrege¬
vogel, zod frappant was.
litteraire kunstenaars, ik meen de edelsten,
vakbonden. Voor
besten, diep-menscheljjksten. Het is altijd
80
slechts aangetee¬
een zcker kringetje, dat zich van zulke bui¬
Na afloop der lezing vereenigde zich ce
iedeelde, dat her¬

tenlandsche gasten meester maakt. Met de
gezelschap in het Restaurant Royal, wat
de landarbeiders¬
beste bedoelingen voorzeker. Maar toch een
men met dr. Schnitzler het souper hee
rie
en dat de Regee¬
kringetje.
de
ook voor andere j gebruikt.
Kom later wij toch miet zoo destig zijn,
1
regelingete tref¬
en als er cen geliefd en bekend buiten¬
ve.
en bij de werk¬
landsch tooneelschrifver en dichter hier
egelijk ziin, daar
komt zet dan alle tooneelkringen wijd voor
tre