I, Erzählende Schriften 17, Das Schicksal des Freiherrn von Leisenbohg. Novellette (Fluch), Seite 9

Freiherr
nvon Leisenbohp
box 2/7
17. Das Schicksal des

1 Sac

#. 44
zat te boomen en, niet om „pou#et fermière“ 1 m.
24
20
of „homard frais“, maar om een stevig

bord erwtensoep vroeg en cen potje bier?

Dan ware er broederschap en fideele harte¬
lijkheid en warmte geweest. Dan zou
1
Berlijn van de vorige eeuw, het toonaange-16
Arthur Schnitzler in Weenen hebben kun¬
vende Berlijn van den Bismarck-tijd metge
brieven over Duitsche
nen verteilen, dat hij onder de echte Künst¬
85
adel, volk en geleerden fiine stukken gaf. he#
ler geweest was, het nageslacht van Brécroo
Maar bij Fontane dringt zich steeds het fijne —
Literatuur.
en Rembrandt en Jan Steen. Als hif zich
1413
en geestige verstand, det Duitsch-denkende
de
htans verbeeldt de cchte kunstenaarskrin¬
door
Fransche van ziin Ik, de alles bagrispendis
vo
gen van Nederland te hebben ontmock, in
wijsheid van den cuden mante verlop den
in
hun eigen milieu, met hun eigen geest, ver¬
Gzone HranzNs.
voorgrond. En dit alles weeft zijn siuier te
gist hij zich Hij zat tusschen miinheeren,
XXVI.
dicht over menschen en gebeurtenissen, 1 do
voild tout. Van ons tooneel heeft hij met de
zoodat de figuren en het figuu: van den
v
allergrootsten niet aangezeten, van de
6

schrijver zelf, hun eigenlijke wezen niet kun¬
60
schilders ock nief, en evenmin van de ware 1 ½
1
„Er heeft necit scoveel kleurige mist
nen Open aren. En niettegenstaande voor
he
listeraire kunstenaars, ik meen de edelsten,
over de Theems gehangen als na den rijd,
en na hem nog honderd anderen getracht
11
80
besten, diep-menscheljjksten. Het is altisd
dat Pissaro en de impressionisten hier heb¬
hebben — miet meer of minder geluk —
ern zeker kringetje, dat zich van zulke bui¬
ben geschilderd“', schrifft Oscar Wilde gees¬
Berlisn en de Berlijners artistiek vooruit te
rei
P
tenlandsche gasten meest r maakt. Met de
tig in ziin „Intentions“. En hij zet hierbij
tr
voelen, artistiek na te maken, is het toch
beste bedoelingen voorzeker. Maar toch een
1
nitecu, dat de kunst de nataug eigenlisk
154
niet gelukt de tucht, den geest, de menschen
kringetje.
de
in het geheel niet ncodig heeft, dat daar¬
van deze stad juist weer te geven. Van mij
ro
Kom later wij toch miet zoo deftig zijn,
entegen de natnur sich richt naar de Zunst. lis vaak geregd, dat ik het rake en verlossen¬
n als er cen gelield en bekend buiten¬
ve
Hij wil cns laten zien, dat wis s#nder dede weord hiervoor heb gesproken, doch ik
d
landsch tooncelschrifver en dichter hier
kunst eigenlisk niets weten van het beeld der
weet maar alte goed, hoever ik hiervan
komt zet dan alle tooneelkringen wijd voor
tre
steden, landschappen, menschen en bescha¬
verwijderd ben gebleven. Ock al heeft men
len
hem open, in hun eigen milieu, ontvang
ving, niets weten van de atmesfeer, de
geschregen, dat ik de stomme ziel van Ber¬
sei
hem niet als een mender maar als een kunst¬
lucht en de psychevan een land. En verder
lim tot spreken heb-gebracht, zooals Arthur
daf
broeder en wriend in de echte tooneelkrin¬
wil hi cnn geggen: al cntdekt de kunst ock
Schnttmer dit deed voor.-Weenen.
diel
gen en de echte kunstenaarssocieleiten,
niezwe gebaurtellissen, nieuwe complicaties¬
Mei Weenen is het anders gesteld. De½
af
waar men het verstaat een kunstenaur te
in het bestäan -die dan steeds vaker zich
beh
Jostenrijksche meusch, heu gezicht van de
ceren en te waardeeren, en toch cordiaal en
too'
vertcenen en #ietleven van cen tijd limn
stad. de lucht., liet landschap, het Oosten¬
joviaal en fidcel te wezen. Ik kan mij niet
dine
geven ##toch“: in- deze niet deor de kunst

rijksche voelen — dat alles is in geheel an¬
indenken dat het in Weenen onder Künst¬
schi
verzennen, mar als complicaties vooruitderen gees’, door de literatuur verklaard,n
tot
ler even deftig zon toegaan.
gerceld. als gescurtenissen het ceret door-deer, de literatuur bewust geworden vantzes
ger
Ik zou hem z00 graag wat hartelijks ge¬
scheuwd.
zich zelf — tot in de afdwalingen, tot inft
ber
zagd liebben, den dichter van professor
Wat de wereld hijv. van den Engelschman de fiinste vertakkingen —ja zelfs met al
1ee
Bernhardi en Der Weg ins Freie en Rei¬
wect, hoorde ze het“ st dcor Dickens, deor (zijn spottende wissheid, zijn levenszwakheid
din
gen, maar het gäng hier niet, Hij was een
Thackcray (d.w.z. nict deor den Engelsch¬
en snobisme. als het koele, stijve en doffe
Enz
meneer en ik was cen meneer, en wat is
man, die nu nog leeit, niet door de figuur,
Noorden van het Duitsch sprekende rijk.
1116
niel aan tild gehenden: Shakespeare!) Wat
er verschrikkelijker? Ik zei dus maar zoo
W
Weenen heeft, evenals Parijs, kunst en eigen
z3] bijv. van den Franschman weet, hoerde
wat. En dacht stilletjes: Ik zou je nog wel
kunst te voorschiinggebracht, is niet — zoo-
eij dcor Balzac, den cerste, die de gehee's
cens de hand viillen drukken, verehrter
als Rome en Berlisn — alleen maar een ver¬
maricnettenkast vart het kapitalisme met al
Lebenskünstler und Liebeskünstler, maar
gaarplaats geweest voor Quitenlandsche
no
ziin peppen voor ons vörtconde. Wat zij bijv.
kunstenaars, en buitenlandsche kunst. Van
dan ergens anders, waar meer lucht is en
nei
van de Russen weet, hoorde ze alleen maar
Stifter, van Grillparzer af waait steeds weer
je niet bang bent dat je te expansief bent
da
door Toergenjef Tolstol en Lostojewski. Al
Weensche lucht door de boeken, over het
die
voor cen mencer.
Hun schepselen hebben, veranderd naar den
toones!. In Raimund en Nestroy spreken
mo
Neen, dat lecren ze nooit, de Holländer.
01—
tijd, in horderd-duizenden berhalingen
Weensche me##schen. Zelfe in Hoff ans:di
Ze meenen het goed, ze voelen het ook wel,
21
stoeds weer afwvisselend Parijs, Landen en
thal’s verzen geuren de wijnhellingen vanj kon
ze zijn gastvrij en royaal, alles wat ge maar
bei 9
Petersburg doen leven. Eu wij ziso ons pas Vöslau en Baden,sien de stille glans overlkei
tot
wilt, maar dat je ccn kunstenaar anders
na Dickens, Balzac, Dostojewski bwust ge¬
de paleizen van de Herrengasse fonkelt-uit Ispi
te¬
ontvangen moet als een mencer, en 't niet
worden van de ziel dezer velkeren, die vöör
de woordkoppelingen.
voch
in éen kringetie moet blisven, dat leeren
dien tijd ronder weerklank is gebleven.
m
Maar dit alles ziju, maar brokstukken, ati
ze nooit
(dewar Berez) f. 2.
De Berlijner echter en de wereidstedeling
ziin maar een paar tonen van de melodie en
2o0
m
van den overkant, unt New Nork en Chica¬
deziel dezer reeds lang stervende wereldstad.
ha
7— — — —
w
s######os niet verlost. Welzis,er voor Berlijn#
Tuce slechts: Altenberg en Schnitzlei
1
4
ce
ontanc semeest Sche
eien
Haar