I, Erzählende Schriften 17, Das Schicksal des Freiherrn von Leisenbohg. Novellette (Fluch), Seite 11

Leisenboh
Das Schicksal des Freiherrn v.
box 2/7
17.
La.onLhug
— eneine n en eni
novelle
sche school, zifn prettige beuievard-kunst.
der in
Ten ourechte echter: Schnitzier heeft niets
eden
Fransch. Hij is aarts- en derweensch. 1ij
het
is volkomen gegroeid uit de ramenlering
66n
van den rijken middenstann van deze stad,
het
is de levend geworden synthese van haar
Pro¬
geheele cultuur, haar orbewuste geinige en
esken
apostel, 200 zeer zich zeif als geen ander, die
kt hi
obit een pen in de hand inam. En hij is niet
itzler
het, Nachtoffer geworden van bet noodlor
ijke
zccals Grillparzer, die ecns van Wegnen gei:
el¬
Du erschlaffst den Schüler wie den Meister,
an
Wie Fieberhauch weht Deine Lurt,
bi¬
Du Capun ler Geister.
n.
-
reemd lijkt het ons, dat om Schnitzler
eigenlijk Steeds is gevochten, van „Ana¬
t-Ttelen „Liebelei“ tot „Dekter Bernhardi“.
spen „Reigen tee, dat hij tegenstanders had.
dat de pelitie hem verbood steeds en stéetis
weer, bij „Lieutnant Guetel“ even goed als
inne
our1bij den „Weg ius Freie“. Want in dijn ge¬
Pheel. genonien is tech-eilnfgebaur 20o bétoo¬
n verend en heeft hij absolunt niets van se#
len Pechtar in hetegeneel niets van ech officher.
g

en#an zustitie of rechter blijtt hij steeds dich:
ei
## #teren pbiiesooph, malankoliek-glimlachende
TOONERI.
Psesptiens, die niet durft te beslissen, omdat.
1.
en 1 rechten ourecht slechts rolatief ziin. Men be¬
Lezing Arthur Schultzier, — Con¬
is srüptniet, waarom hij menschen en staatsge¬
certgebonw. (Kleine Zaal).
hetjzag tegert zich in het harnas jazgt. Maar
In de uitverkochte Kleine Zaal van het Con¬
##. I'misschien veolen deze dat juist zim noncha.
certgebouw heeft Arthur Schnitzler gisteravend
lantren glimlachend gebaar, voortspruitende
uit zün werk voorgelezen. Eerst een ver¬
nit diep menschelijk overwicht, veel gevaar¬
n,
telling „Der Mörderen“, de geschiedenis ven cen
lijker kan zit dan sahyrieke caricaturen en
er
jongen man, die met ziin „Verhältnis“ op reis
zwaarwichtig aanklachten.
u
gaat, terwiil hil al half in het geheim is ver¬
Met het stervende Weenen is Schnitz¬
#e
loofd. Om ziin gezeilin het leed van een uit
Jer’s wereld historisch geworden. Wie 241
elkaar gaan te besparen, vergiftigt hij haar op

den terugtocht. om thuis gekomen te vernemen
kunnen zeggen of zi# ###er tet lerenont¬
dat ziin meisje met cen ander verloofd is.
waken zal Maar deze wereld Jeeft in hem,
eer
Na de pauze éen der mooiste cenakters uit
leeftenog voor ohs en, wil men Weenen eens
kken.
den Anatol-cyclus, de ontmoeting in de sneeuw:
herponwer., dan kan men bet alleen deen
s van
tusschen den „lichtzinnigen melancholicus“ en
nit Sehnitzler’s werken: Van de gedistin¬
niet
de mondaine, getrouwde vrouw, die hem heeft
geerde dame af, die in de equipage stapt, die
lemen
teruggestooten, na cerst te hebht! aangemoe¬
en den Verstinkoonen doet op den Ring, tot den
digd. Zij komen te praten over het „süsze
Madel“, dat op Anatol wacht en waarvoor hil
ien dekleinsten, jungen dichter („Ich nenne mich
cen kerst-cadeautje wil koopen. Gebrielle zal
vorm? Bibitz!“ wordt er in „Reigen“ gezegd),
hem helpen kiezen, maar cerst wil dat niet erg,
tot de portiersdochter tce kan men het oude
omdat zij nu eenmaal „niet hebben kan dat een
Weenen aan de hand van Schnitzler tot bet
itzlers
ander iets kriigt, ock al wil zij het zelf niet
werkelijke leven terugroepen,
e, drie
hebben.' Doch door Anatol’s vertellen raakt zij
6
proza
in cen veel zachter stemming en tenslotte

„Ker¬
geeft zij hem haar bloemen mee voor het
M

ener
meisje, als geschenk van ccn vrouw, „die mis¬
schien even goed kon liefhebben als zu, maar
Fran-e et en
EEERRN
die den moed niet had.“
Meer dan met de vertelling had Schnitzler
thans contact met ziin gehoor weteh te krigen,
hetgeen bleek uit de aandacht waarmee na de
Bauze haar cen anderen cenakter werd geluis¬
terd, „Die letzten Marken“ uit de „Lebendige
Stunden' Als slot volgde neg cen korte, fiin¬
(6
humoristische vertelling.
sanserechner
Een biizonder hartellik applaus dankte
Schnitzler aan het slot, dankte vooral ook den
schepper van al dat moois, waarvan wii hier
op het tooneel nog altljd veel te weinig te
zien krigen. Waarom voert men uit den Ana¬
De Telegraaf, Amsterdam.
tal-cyelus bijvoorbecit niet ecns iets anders op
dan altid het „Abscheids souper'?
Dat de dichter 15 Mei s.s. 60 jaar wordt, zal
jeder die hem Zaterdagsvond gehoord heeft,
ongelooflijk voorkomen eu wettigt daardoor de
29 APRIE
hoop, dat hij ons nog veel meer zal mogen
schenken, want het ie best mogeliik — geliik
Hugo von Hoffmannsthal dezer dagen in de
„Neue Rundschau' schreef —, dat iemand als
hij van cen deel zjjner krachten nog nooit cen
zichtbaar gebruik heeft gemaakt en ook cen
1
Arthur Schnitzier'e geboortedag.
deel van ziin jeugd ergens achtergehouden of

„Die Neue Hundschau“ zal ter-gelegenheid
„] verborgen heeft.“
van Schnitzler’s zestigsten verjaarbpet 1 Mei.
Ad interim
een Artbur Schnitzler-nummer uitggveh¬
Reltete a