I, Erzählende Schriften 17, Das Schicksal des Freiherrn von Leisenbohg. Novellette (Fluch), Seite 10

des Freiherrn v
Leisenbohg box 2/7
Schicks
17. Das
das Schleksäl des Frernerin von Leisenbeng


1

tot in de fiinste biitonen der begeleiding Itol, in „Liebelei“ ol „Der einsame Weg dit un in een schitterende vreege novellel sche school, z
haange¬
Ten ourechto
gevoeld. Altenberg goot dit gevoel in delof in „Literatur“ of in „Der Ruf des Le-I.,Vom Sterben gcbeurt — die Schnitzler in
jd met
Frar.sch. Hij is
en gaf.heerlijke kleinoodièn van ziin schetsen, dielbens.“ En zelfs het moede en nonchalante#unze literaire kringen dertig jaar geleden
is volkomen g
gebaar van een stervende en reeds gestorven #enmiddlellük ziin positie gaf! — ef in het
hoe kostelijk ock voor den vriend van
et tijne —
aristocratie van het oude Oestenrijk, een ge-tooneelspel, de „Letzten Masken“', in éen van den rijken
de literatuur — vrcemnd moesten blijven
kende
Bide levend g#
baar, dat, betcoverend is of was — zou zon-bedriif met de scherpe atmiesfeer van het
voor de massa. Schnitzler daarentegen heeft
pende
geheele cultuur,
ziekenhuis waar steeds zijn kunst, het pro¬
der Schnitzler, zonderKomtess Mizzi“ of
den
in het onvermocide werken van meer dan
apestel, z60 zeer
bleem behandelt — of zells in den burlesien
zijn mcoiste figuur, den heer Von Sala in
dertig jaren steeds weer den geheelen rijk¬
iuier te
coit een pen in
vorm van het poppenspel — stesds raakt hij
tot niets ver¬
„Der einsame Weg“.
dom van nuances en her-vormingen van ziin
en1
sen,
het Nachtoffer
het, allerdiepste. En nooit laat Schnitzler
vagen. Even geed als de psyche #en
wereid — de Weensche wereld — ous voor
zohals Grillparze
in den steek de vocr mis steeds verrukkelijke
half kind,
den „Lientnant Gustel“
oogen gehenden. Hij schiep Weenen.,, heeft
er kun¬
gratie van zijn hand, de meerleepende scepel¬
half beest, beminnelijk en gevaarlig: tege¬
Du erschlaffst
het riet nageteekend. doch opgebouwd met
vcor
heid van zijn stifl, van ziin woordenkeus, van
lijk — de psyche van den bercepsluitenant
Wie Fieherhang
fijne lland en nooit missende gratie van zin
tracht
zijn karakterteekening tot in de kleinste bis¬
van het voormalige K. und K. leger, zon¬
Du Capua der
plastische kracht, die het kleinste drama,
figuren, van zisn pavchische aanduidingen.
der Schnittzler voor altijd onbekend geble¬
it te
poppenspel en novelette even goed door¬
Nreeind liskt
Zijn mnenschen worden hierdoeg steeds in¬
sven en dus nu eubekend van het wereld¬
trok met Weensch hlsed en het melanko¬
toch
eigenlijk steeds
dividuen en steeds weer algemeen geldende
tooneel verdwenen von 21jfl.
lieke rhyrhme van zijn leven als zijn lange
hen
typen. De Weeners, die wij in hei leven ont-Itol’sen „Liebel
Schnitzlers gedaanten en trpen ziju hon¬
romans en heel breed opgezette dramati¬
mij
mceten, catalegiseeren wij naar Schnitzler’ssen „Reigen to
derdvondig. Bij voorkeur necint hij genees¬
sche beelden, zooals „der Junge Medar¬
T2 2e
dat de palitie hei
figuren.
beeren, geleerden, estheten, nietsdoeners,
S
dus'. Ja, zelfs bij het verdwalen in andere
1k
weer bij „Lien
flancurs, weeke, elegante, nenchalante men¬
Hij is bet geweest; die van den Beginne
levenskringen bleef Schnitzler Weener. En
van
bi den „Weg 1
schen,te geestig en te philosophisch cm
af onder de modernen mij klassiek leek door
al speelt een vers wan hem in het Florence
heal genomen 1s
krachtig te zijn. hij noudt van de lucht,
de zekere beminneljjkheid van ziin vorm. En
van den Renaissancestijd.— met dolk en gif
verend en Leet
dcortrokken van een prettige, zachte ero¬
het beste bewijs, dat ik goed heb gezien,
—toch zijn het steeds Weensche menschen
vechter in het
tiek, van een aimesfeer van melankolieke
werd geleverd toen een tien jaren geleden
nit ziin maatschappelijke kringen en zis#
van Zustitie 5f
Fvergenkelijkheid. Wit het wrerde bestaan
Schnitzler’s verzameldé werken verschenen
Ltijd die niet het heden is. maar de periode
ter en philosoo
maakt hij een gracieus marionettenspel.:
(S. Fischer Verlag, Berlin). Ik läs, lus
van 1890 tot 1900.—
94
Icepticus, die n
Thet komt er niet oplaan of dit geschiedt in
weer opnieuw, zonder moe te worden
Oosten¬
Toen men Zola, die na het Dreyfusspro¬
rechten onrecht
Leen peppenspel, in „Anatel“ of in het veel.
zonder ook maar écn leegenen érouderden
ces in Londen vertoeilde. vroeg, waarom bij
eel an¬
stiiptniet, waar
bestreden en veslgeprezen „Reigen“
regel te ontdekken. Stellig, zijn wereld is
klaard,
niet eens cen Londenschen roman schreei,
zag tegen zich
waarwan de gess##ncer, ieder begrijpende¬
begrensd. Het esthetische pessimisme, het
en van
zei hij, dat, hij de Theems, de straten en
Toverschaduwd wordt door wolken van me¬
Zijne gespeel van zijn philosophische en gecs. I'misschien veeler
Iden mist wel zou treffen, maar dat hij
tot in
lankolie en waarvau het motte eigenlijk
tige gratie, bouwt niet of. Zijn maatschap-lantren glimlach
Londen zou berciken met Parijzenaars!
met al
*
uit diep mensch
geschroven is dcor Gustav Wied, den Deen¬
pelijke problemen met duels, schtbreuken,
Dat geldt ook voor Schnitzler. Hijkan ziin
ve#reid
liiker kanzisn
schen satyricus, die voör „Dansmuizen'
gewetensconflicten, met het heen en weer
Lyrond verlaten. Maar zijn menschen neemt
doffe
zyaarwichtige
liet drukken: „Wij dausen allen op de melo¬
op den schommel der liefde, zisn thans — nu
hij we. Ik geloof, dat zonder Schuitzler
rijk.
Met het ster
die van ern goed draaiergel.!
de laatste tien jaren ieder van ons hardere
Waenen nu nog wel geen doode, maar dan
eigen
ler's wereld bis
beproevingen oplegden, en de wereld ru¬
Mieschien zijn Schnitzler’s problemen van
— zo0- toch een halfdoode steenhoop zou zijn, be¬
kunnen geggen
wer en brutaler en gretiger naar geld en
den laatsten tijd wat te veel in elkaar ge¬
volkt door een gewemel van aan plivsio¬
n ver¬
waken zal Ma
minder medelijdend is geworden — niet meer
strengeld. Zij liggen in het verleden en hif
ncmie arme wezens. En nu #et hem kun¬
ndsche
leertnog voor
de problemen, die ons het diepst schokken.
pekt ze van achter aan: echtbreuken, mis¬
nen wij aan Weenen niet anders denken
Van
herbeuwen, da
Maar ligt dit niet aan ons, in plaats van
stappen, die cen menschenleeftijd oud zijn,
dan door hem. ledere beschaafde Weener,
weer
uit Schuitzler's
aan hem!! En zal misschien de tijd niet
jagen bi, hemn stceds weer menschen op leef¬
dien wij in gezelschap ontmoeten, jedere
het
geerde dame af,
spoedlig komen, waarin deze problemen
tijd uit elkaar, dwingen hen tct wraak, of,
muoie, capricieuse en misschien lichtvaar¬
ken
Kerstinkoouen¬
weer de onze worden! En is niet boven den
Fwat erger is, tot vergiffenis scheuken.
dige vrouw, jedere actrice, die wij legen¬
ans-
kleinsten, jonge
Schnitzler, van huis uit arts, heeft het¬
tijd verheven, niet aan tijd gebonden de
komnen, iedere Weensche grisette of win¬
van
Bibitz!“ wordt
bekoring van den hoogen, artisticken vorm!
nooin afgeleerd liet leven en de menschen
overkeljuffrouw, die hierheen gekomen is,
tot de portiersd
En als er den deze bekoring heeft, gchad en
als arts te zien, en te voelen, dat al het be¬
elt uit Isprerkt voor öns Schhitzler, denkt en voelt
Weenen aan a#
mu hog heeft — men leze slechts Schuitzler s
Pstrande van korten duur is, alleen langs cns
voor ons Schnitzler. Niet zco rijk am vari¬
werkelijke leren
novelle „Casanovas Heimkehr“ twee, drie
gaat cm stervend zich weer iet het niets te
aties, 200 serieus in de melodie — maar
stukken,
jaren geleden verschenen, en die als prcza
Fvercenigen. Niemand in de mederne litera¬
toch gelooven wil een zuivere inchrnatie van
elodie en
niet onder doet voor Hauptmann's „Ket¬
haar Ik ontmöet- te hebben ergens op cen Etuur beeit den dood en het wegsterven van
reldstad.
Wen ae B2la
pagina van ein nozelle van Schnitzler, ofThet leven, het laugzaam verglijden, in heblzer von Soana“’! — dan is het deze Werner,
Ehnitzler.
e#
norhet
1a14
rnor netwoetlent in Reisen:of in „Ana- Fuiet, fiineren aneriinender geschilderd.-Oeh Men heeft,veel gesproken over zju Fran¬