II, Theaterstücke 5, Liebelei. Schauspiel in drei Akten, Seite 1421

Lrebel

box 12/8
r 1 Se
Chraat. Ratircen
2 7 APR 182
Letteren en Kunst.
—4
Arthur Schnitzler.
Wel Zin en lund van trandiclhtenlel, den voll
Eedert lang aan den import gewoon: — Cergister¬
avond een Fransche voordracht, gisteravond een be¬
langrijke Duitsche. Terwijl de beroemde Schnitzler
daar stond, een boek in de hand waaruit hij voorlas,
dachten we aan de grappigo dingen, den avond te
voren in de Hartmanstraat door den heer George ¬
Ricon verteld over de voorlezing van cen tooneel¬
stuk aan den keuringsraad uit het Huis van Molière:
hosveel daar afhangt van de voordracht, de gauf om
te lezen, het stuk als te spelen, talent een schrijver
van huis uit niet eigen. De Nutszaal, voor meer dan
drie-kwart vol, terwijl ook het balcon waarlijk dicht
gevuld zat, is een ruimte om te beschrééuwen, en
Schnitzler, even iets nerveus, las, zoodra hij maar
in zijn werk was, rustig als aan cen belangstellend
vriend. Nu en dan sloeg hij uit den Einakter waar
hij mee begon ecn enkel woord over, doch dat was
opzettelijk: de herhaling b.v. van een uitroep, bij
tocheelspel goed, nu niet. Ook verbond hij enkele
clausen, een niet strikt-noodigen gespreks-schakel
ernit lichtenl om met den onmiddellijk voortgezetten
gedachtegang, nu hij het alles alleen had te zeggen,
de aandacht tegemoet te komen.
Met het eerste stukje der Lebendige Stunden
(nit 1901) dat den titel geeft aan het kwartet, waar
het ten onzent door meer dan éen gezelschap gespeel¬
de Literatur het eind van vormt, is Dr.Schnitzler
vo voordrachten begonnen. Fel tast hij daar kunste¬
naars-zelfzucht dan. In een voorstad van Weenen
#en klein rijke-Jui's-huis. De tuinman werkt in den
zuin; de oude heer Hausdorfer komt het huis nit en
vertelt den dood der „Frau Hofrätin“. Deze was cen
verlaten vrouw, haar man liep weg met een andere.
Toen toonde Hausdorfer zich haar vriend. Hoeveel
hij voor de doode geweest is, erkent dankbaar
Heinrich, haar zoon, dic, terug van ecn reis, eck den
tnin in komt. Wij hebben al over Heinrich gehoord
in het gesprek van Hausdorfer met den tuinman. Hoe
jong Heinrich nog zij, er wordt vaak van hem in de
kranten gerept en de menschen spreken over hem.
„Haben Sie, vraagt Hausdorfer aan den tumnman,
denn nie den Schein um seinen Kopf bemerkt?“ En
wanneer de tuinman vreemd daarvan opkijkt:
„Haben S’ keine Angst, Borromäus, ich red’ von
keinem wirklichen Schein, nur von einem figür¬
lichen. Sie konnen ihn nicht sehen, Borromäus, ich
auch nicht; aber die Frau Hofrätin hat ihn gesehen“.
Wil de bedroefde oude vriend der veel jongere ge¬
ktorven vrouw zeggen, dat zij, de moeder, te veel in
haar zoön zag? Ach, Hausdorfer-zelf weet ook heel
goed: Heinrich is kunstenaar en „ein Dichter — das
ist schon eine andere Art von Mensch, wie unsereiner“
Doch nu hij — de tuinman is heengegaan — alleen
is met den zoon van haar, die hij zoo innig heeft lief¬
gehad, nu komt het van het een op het ander en kan
de oude het geheim nict bewaren, hoewel de doode
het hem in ccn brief heeft verzocht, nu zegt hij den
roon wat die brief verklapt heeft: de goede vrouw,
die, deerlijk krank, toch nog wel drie jaar had kunnen
loven, heeft te veel morfine ingenomen om haar zoon
van dat moederlijden, dat hem hinderlijk was, te ver¬
die niets hinderlijks om zich heen kan dulden.
Den jongen dit offer der moeder niet gunnend, ver¬
wijt Hausdorfer: — o jjj, je zult er makkelijk over
heen komen, du wirst dich aufraffen! leben! ge¬
stalten!... Hochmütig seid ihr, das ist es: hoch¬
mütig, alle, die Grossen wie die Kleinen! Was ist
denn deine ganze Schreiberei, und wenn du das
grösste Genic bist, was ist sie denn gegen so eine
Stunde, so eine lebendige Stunde, in der deine Mutter
hier auf dem Lehnstuhl gesessen ist und zu uns ge¬
redet hat, oder auch geschwiegen, aber da ist sie ge¬
wesen — da! und sie hat gelebt, gelebt!
En de zoon heeft dit antwoord:
— „Lebendige Stunden? Sie leben doch nicht länger
ale der letzte, der sich ihrer erinnert. Es ist nicht der