VI, Allgemeine Besprechungen 1, Den Gulden Winkel, Seite 1

box 36/2
Pamphlets Offorints
2
223
DEN GULDEN WINCKEL
schijnende waan tracht te bereiken, maar tracht „ARTHUR SCHNITZLER
zich-zelf te voorschijn te doen treden, uit alles,
wat hem omringt.
EN dichter, een kunstenaar, zoowel een mijl¬
Zij-zelf heeft die theorie in haar stil huisje in
paal van de Oostenrijksche letterkunde als
Vaassen volkomen in praktijk gebracht. Afge¬
een wegwijzer, waarnaar een groot aantal
— der jongeren hun koers richten, is Arthur
sloten van de wereld leeft ze daar tusschen
meubels en huisraad, waarvan elk, ook't geringste,
Schnitzler. En ondanks de vele bundels, die hij ons
genot geeft. In lijn en kleur is elk ding op
reeds gegeven heeft, drama's, schetsen in dialoog¬
zich-zelf volmaakt, en wat meer is, lost zich
vorm, romans en novellen, schrijdt hij nog steeds
voort op de baan der ontwikkeling. Elk nieuw werk
harmonisch op in de omgeving.
staat op een hooger peil dan het voorgaande,
belichaamt in nog hoogeren graad zijn wezen als
kunstenaar. Hij is een poéet, die niet slechts
aan zijn genie de vrije vlucht veroorlooft, maar
een van hen, die ondanks hun hoogstaand kun¬
nen, door goede tucht en onophoudelijke zelf¬
contröle, hun artistieke en zuiver menschelijke
horizont tot de grootste uitgebreidheid en helder¬
heid hebben ontwikkeld. Schnitzler behoeft niet
eerst een op-zich-zelf-beschouwd intéressant
probleem te zoeken: elke stof, schijnbaar de
minst belangrijke, wordt door hem een kunstwerk.
Hij is de dichter, die ons leert het leven tot in
zijne diepste diepten te beschouwen, die de
essence in de verschifnselen van zijn tijd weet
vast te houden. Het leven is voor hem een
heerlijke kaleidoskoop van kleurige door elkaar
Interieur
warrelende beelden, elk beeld afzonderlijk acht hij
(Foto KEnkainvkk. Speciale opname voor „D. G. W.*)
zijn volle opmerkzaamheid waard. En altijd is
hij slechts toeschouwer, nooit wordt hij mede¬
In haar tuin, dien ze zelf verzorgt, beplant en
spelerin de tafereelen, die zich om hem heen
bespit, staat tusschen veel hooge bloemen die
afspelen. Van zijn jeugd af heeft hij zich nooit
groeien naar vrijen lust, het half onderaardsche
door zijn stof laten meesleepen en dat geeft hem
hutje, waar ze werkt, schrifft. Geen menschen¬
reeds een groot overwicht. Hij laat zijne per¬
geluid hoorend, niets ziende door 't kleine raam
sonen handelen en zondigen, hij laat ze al of
dan den grooten, mooien tuin, leeft ze däär haar
niet in strijd komen met de zedeljjke wetten —
gedachten uit in volkomen zelfconcentratie; tot
hij oordeelt en veroordeelt niet, hij is de verteller,
ze, vermoeid van geesteswerk, met de spa op
die zijne personen aan ons voorbij laat gaan.
schouder, groente gaat teelen, of boompjes
Schnitzler heeft zich vroeger wel Fransche
planten.
meesters als voorbeeld gekozen, Flaubert, Mau¬
passant, en later heeft hij ook met de Noorsche
Bij veel strijd en verdriet voelt ze zelf haar
auteurs kennis gemaakt. Maar de samenhang
leven als volkomen geréusseerd: door de late
met de Fransche is meer uiterlijk, zijn voelen is
ontwikkeling, die ze gehad heeft, lang onderdrukt,
door en door Germaansch, het is diep, het is
eindeljjk bloeiend losgebroken, voelt ze zich nog
Noorsch. Juist door deze vermenging, het aan¬
steeds groeien op den leeftijd, dat andere vrou¬
trekkeljjk elegante der Romanen en een ver¬
wen beginnen stil te staan. Bijna niets van wat
borgen, als het ware schuchtere Germaansche
ze vroeger schreef, kan haar nu nog bevredigen.
innigheid, het meest wel door het volkomen
Met 't geschrevene doet ze in haar geest, als met
ontbreken van phrasen en van tragische gebaren,
de verzen van-haar-jeugd, die verscheurd werden.
is hij de echte vertegenwoordiger, niet van den
Slechts wat nog niet geschreven is, heeft ze lief.
Oostenrijker uit het volk, maar van den Oosten¬
Vooral om haar late ontwikkeling, het steeds
rijkschen geestes-aristokraat, die al de voornaam¬
hooger-strevende maar nog niet richting-vaste van
heid in het denken en in het voelen verzinneljjkt.
haar talent, geloof ik, dat we nog veel van Marie
Hij is een meester in het kiezen van sobere
Metz-Koning verwachten kunnen, zeker verzen en
woorden, een meesterschap, dat de laatste gene¬
misschien ook nog heelemaal-andere¬
sprookjes —
raties — zijn het de laatster — der oude cultuur¬
dingen.
volken karakteriseert.
ANNIE SALOMONS.