II, Theaterstücke 20, Zwischenspiel. Komödie in drei Akten (Neue Ehe, Das leichte Leben, Cäcilie Adams, „Nicht mehr zu dir zu gehn …“, Adagio), Seite 531

21
20. Zwischensniel
box 25/6
Grama verwachten — men moet nondetanmarterken
dat his over spanningen beschikt, die alleen met cen
meesterlijk dramatisch inzicht zoo te bereiken waren.
Dit „Zwischenspiel“ is hier en daar cen weinig ouder-
wetsch geworden aan den buitenkant, in kunstgrepen
als het zingen van een toepasselijk lied, waaronder het
gordijn op de cerste acte valt, het kind, dat aanleiding
is tot het zeggen van dingen, die zwaar van beteekenis
ziin; de heele, wat omslachtige, en verfünde schildering
van deze kunstenaarsentourage trouwens, waarin een
componist met een beroemde zangeres getrouwd is en
de librettoschrijver van ziin opera huisvriend en raison¬
neur is. Maar op de heift van het cerste bedriff heeft
men zich al gewonnen gegeven.
Schnitzler's superioriteit als dramaturg ligt in de
woorden, die zelfstandig en actief de eigenlijke hoofd¬
rol vervullen: in het gewone „psychologische praatstuk“
is het te doen om het een of ander innerlijk conflict,
dat nu cenmaal in woorden opgevangen moet worden,
omdat de toeschouwer er anders niets van merken zou,
maar bij Schnitzler ligt het drama in het feit zelf, dat
er woorden noodig zijn en gezegd worden. En in de
wiize, waarop hij ziin terrein voorbereidt en ziin men¬
schen kiest, bewiist Schnitzler zisn grootheid als psycho¬
logisch kunstenaar. Want ziin menschen ziin vrij van
alle vooroordeelen, en van een perfecte en beheerschte
luciditeit in het ondergaan van hun eigen illusies, en
# hebben, bij een sceptischen levenskisk, het ideaal of
den moed om „eerlijk“ te willen leven. Als zij jong ziin,
zooals Amadeus en Caecillie in Intermezzo, het ideaal;
als zij ouder zijn, zooals de weduwnaar in „Die Ge¬
fährtin“, den moed. Wanneer op deze ruime en uitge¬
zochte hoogte de waarheid een vergissing bliikt, dan is
de vergissing wel onherstelbaar.
Het conflict wordt op dit terrein zeer zuiver en scherp
gesteld; het is voor bepaalde groepen van menschen
algemeen menscheljjk“. De groep, waarin Schnitzler
ziin personnages zoekt, is die van de menschen, die niet
kunnen leven zonder zich rekenschap te geven; met de
rekenschap komen de woorden, met de woorden de
Schiin — men ziet, hoe hier de spanning wordt voorber
reid. En daaronder doet dan het leven ziin eigen werk,
en van die innerliike metamorphoses wordt maar een deel
door het moeizaam gesponnen netwerk der woorden op¬
gevangen, en men hoort, hoc de toon van het bewuste
schiinbestaan schriller gaat klinken; wanneer dan ten
slotte de onderstroom boven komt en het zelfbedrog
doorbreekt, blijft er een verwarring, die zonder uitzicht
is, maar die, of zij bitter of geresigneerd is, een eigen
atmespheer om zich houdt, waarin de hardheid door
begrip wort getemperd: Schnitzler's atmospheer. Zoo is
het in „Der Einsame Weg“', zoo is het in korter bestek en
met een sneller beloop in „Intermezzo.“ Men kan dit
fin de siècle noemen; ziin wii nu werkelijk aan een
levenshoudling toe, die, even bewust, maar zich niet
meer överbewust voelend, realiseert wat Schnitzler in
ziin Felix Wagrath voorzag: „meer houding, minder
geest'?
Het eerste bedriff van dit „Intermezzo“ is misschien
het-éenvoudigst en gelijkmatigst van kracht; en Vera
Böndam zette hier haar Caecilie zeer mooi, onmiddellijk
in een zekeren en rustigen toon in, die donker en ge¬
resigneerd aangaf, dat al van dit eerste gesprek af voor
haar tragische ernst is, wat voor den man, Amadeus,
nog maar een scrupuleus verantwoorde afleiding is. Zjj
bedriegen elkaar niet; zij bespreken het als vrienden, dat
Amadeus een liaison met cen lichtzinnige operazangeres
beginnen gaat, en Caecilie zich laat gaan in een vriend¬
schap met den jongen Sigismund. Maar het conflict ligt
in den toon, waarop de cerste oprechte woorden al ge¬
sproken worden: men hoort den wrok meeklinken van
itwee menschen die elkaar niet vergeven, dat zij opge¬
houden hebben elkaar lief te hebben.
De tragiek is nooit hevig bii Schnitzler, bij deze be¬
wuste, redeneerende menschen, maar de sleutel voor
zulk een rol ligt in den toon, waarin zij gespeeld kan
wworden, en Vera Bondam gaf die, vooral in de eerste
Scte en aan het slot, soms prachtig. Schnitzler heeft
deze Caecilie met zeer veel toewijding geschreven; pas
wanneer Amadens wat als spel voor hem begon en lan¬
gen tiid bleef, tot een soort twredehandschen ernst wil
umzetten, doct zij dan den ehnst afstand en maakt zich
os. De Amadeus van Cees Laseur, in zeer scherpzinnige
opratting gespeeld, kreeg vooral in het laatste bedriff
voluit ziin karakter; het gevoel komt dan los in een
ronscientieuzen, idealistischen, wat kinderlisken en licht
door ziin eigen spel te begoochelen kunstenaar. Een rol,
die in lichte nuances tot cen karakter grceit, in het con¬
flict van het stuk. Men waardeert het samenspel van
het laatste bedriff temeer omdat het stuk hier een
moeiljjkheid brengt: het geeft een verklaarbare reactie
in cen vorm. die hier in Nederland geen indruk maakt,
cen uitdaging tot een duel. Een sterke steun gaf in dit !
samenspel Cruys Voorbergh, die met zeer bizonderen
tact en fiingevoeligheid de korte, moeiljjke, wat gewron¬
gen rol van Prins Sigismund op een menschelijk plan
bracht. Dirk Verbeek gaf Albertus Rohn, den raisonneur,
grof en luidruchtig, wat nooit de bedoeling kon ziin; hij
zou als cen soort Schnitzler gespeeld kunnen worden,
scherper ironisch en minder storend.

H. Arte 1.