V, Textsammlungen 3, Dämmerseelen. Novellen, Seite 47

box 3577
3. Dachnerseelen
WALAMTR WETOE A MA
dat deg verwarrende mengeling tegeljjk iets belacheljjks
heckt.
Onder' der oordeelvellingen van de Duitsche kritiek
wordenPer gevonden die Dämmerseelen met het
werk vax Poe in vergeljjking brengen. Maar dat belachelij¬
FEUILLETON.
ke, die; spot maakt dan toch con onderscheid wegenlij¬
ker dn in welke overeenkomst ook gevonden zou kun¬
nen worden. Als Poe de werkeljjkheid die wij zien en
— ———
tasten ontkent, dan doet hij dat om er ecn hoogere
voor in de piaats te stellzn, om de menscheljjke ziel
te doen zegevieren over de ruwe kracht van de
11
felijke natuur. „Wie kent de mysterièn van den
Nieuwe Duitsche Boeken.
en zijn kracht. De mansch geeft zich nict over aan de
engelen, noch zeifs te cenenmale aan den dood, dan
Arthur Schuitzler.
alleen door de zwakheid van zijn wil.
Dämmerseclen.
Voor Schnitzler bestaat die „wil'' zoo weinig als „de
Berlin, S. Fischer.
ruwe Frachten der stoffeljjke natuur“'. Het zijn alle
beide maar illusics, die jets belacheljjks krijgen door
In ccn novelle van zijn Anatol-Cyelus laat Schnitzler
den doodeljjken ernst waarmiee wij er aan gelooven.
de hoofdpersoon Anatol zichseiren dus kenschetsen:
Zoo bereikt hij het schijnbaar onbereikbare; cen koddi¬
„Ik ben een lichtzinnig melenkolikus.?' Dat is Scimitz¬
ge gebeinnzinnigheid. Men aarzelt even om dat woord
ler zeif ock; en hij wordt het hoe langer hoe meer.
„koddig'' neer te zetten, want het is niet precies.
In ziin vroeger werk was behalve de luchtige spot en
Maar het is nu ccnmaal de eigenaardigheid van
de dreekgeestigheid toch ook, nog ernst. Die is er al
Schnitzier’s werk — streelend voor den een, prikkelend
Jang uit. „Zum grossen Nurstel'' noemt hij het laatste
voor den ander — dat het, niettegenstaande de zuive¬
stukje van de „Marionnetten'' die verleden jaar ver¬
i re scherpte van den vorm, naar den inhond ontglipt
schenen, en in deze rubriek besprohen werden. Het
aan alle preciese benamingen.
lijkt wel of hij de hecle wereid voor zoo'n hanswors¬
Om er ##n idee van te krijgen, doet men best de
ten-theater, zoo’n Jan Klaassen-spel gehonden wil heb¬
tweede novelle van dezen bundel door te lezen: Weis¬
ben; hij stuurt ziin verbeeidings-gestalten uit spelen
sagung.
daarin als Jantjes en Lijsjes, mal en aandoenlijk te go¬
De voorspelling is deze, gedaun door ecn kermis¬
ljjk. En men kijkt er naar, geboeid door de bevallig¬
kunstenmaker aun een jongen officier, voor eon tijd¬
heid en den tintelenden humor van den dialoog deer
stip tier jaar op de scconde af verwijderd van het¬
de bewegingen, fiin en precies als die van ccn mees¬
cen
geen waarin de voorspelling gedaan wordt: op
terlijk gevoerden strijkstok over cen viool, waarmee de
baar, midden in een van bosch omgeven weide, om¬
gezegden telkens vlak langs den nitersten rand van het
ringd der een schoone, roodharige vrouw, twee jon¬
ernstige, van kracht, hartstocht, leed, heenglijden, 266
gens en een klein meisje, terwijl twee jagers fakkels
dat ze schijnen onvermijdelijk te zullen räken, en toch
in de hoogte houden, zal hij stervende uitgestrekt lig¬
niet raken. En door zifn voldocning heen voelt men
gen. Zij wordt gedaan zonder cenige geheimzinnigheid
met dat al toch cen heimelijke ergernis, cen prikke¬
in het nuchterste milieu dat zich laat bedenken: eon
ling, cen wreveligheid ten slotte. In den grond is dit
kazerne, en de kazerne nog wel van ecn stom, ver¬
Als „de geest die altijd ont¬
alles een ontkenning.
velend Oostenrijksch garnizoensplaatsje aan de Pool¬
kent'' niet zulk cen groot woord was, zou men daar¬
sche grens, waar de officieren, voor uitspanming na
zijn
mee willen aanduiden wat Schnitzler bezielt bij
cen lichameljjk-vermocienden dienst, nict anders heb¬
cen
werk. Hij ontkent altijd alles en doct het met
ben dag kaarten en wiin. Zjj demoralisceren er, de cen
lach. En niet alleen toont hij aan dat nietig en te
voor de andef na; een jonge luitenant schiet zich
genenmale ijdel is wat gewoonlijk voor het allergewich¬
be¬
voor den kop, cen tweede wordt ccn drinkebroer,
tigste wordt gehouden, maar met innige voldoening be¬
leedigt een goede kennis en krijgt zijn ontslag, de ka¬
wiist hij dan, op den koop toc, dat iets werkelijk ge¬
pitein wordt, zonder cenige aanleiding, woedend ja¬
-wichtigs in het geheel niet bestaat en dat wat wij
loersch op zijn vrouw, „zoodat hij haur op een goe¬
„leven'', „werkelijkheid'' enz. plegen te nocmen, niet
den dag het venster uitgooide; de vrouw bleef, — on¬
meer is dan een vluchtige begoocheling van onze go¬
begrispeljjk — héel en gezond, de man stierf in 't gek¬
dachte, en het onderscheid tusschen schijn er wezen
kenhuis'. Als toppunt van de ellende, waartoe verve¬
dat wij maken cen gehcel en al denkbecldig en willekeurig
— cen goede jongen, be¬
ling een mensch brengen, kan -
aangenomen iets. Dit laatste bock Dämmersce¬
mind bij al Zjn kornuiten, maar buitengewoon dom,
len geeft de uiterste consequenties vun die gedachte.
dacht ideens dat hij aanleg voor philosophie had en
Het zet het allergewconste dageljjksche bestaan onmid¬
ging Kant en Hegel van buiten leeren en opzeggen.
dellijk naast het mysterie, ncen, niet er nanst, magr
De officier wien de voorspelling gedaau wordt, von
er in, er door heen, z00 dat het niet mcer mogeljjk is
Umprecht, weet van verveling niet anders te doen dan
te scheiden of te onderscheiden; en op zulk ceu wijze maar ou bed te gaau liggen sigaretten rocken.
Saaier en nuchterder kan het al niet.
bij elkaar zitten aan de „regimientstafel'
poraal „du jeur'' en meldt den goochel
ten minste cen afleiding! De goochela
Joodje, met een „bespotteljjkerelegance'
ecnige kunstjjes, waardoor den heeren
vergaat, en dan de bedoelde voorspelling.
niet uit: maar terwijl hij von Umprecht
houdt, op de binnenplaats der kazerne,
nen en muren rondom verdwijnen en in
duideljjkheid, de schemerige boschweide,
tien jaar ouder, met een zwaren baard
hoofd ecn littecken, stervende op een
maar ccn seconde. Bjjna geen breuk hee
in het nuchtere kazerne-leven van elken
list weer begint en voortgant als alt
Umsprecht heeft er ecn indruk van gek#
niet meer vergeet. Het heeft ecn. wat####
nocmen, negatieven invloed op zijn leve
alles vermijden wat zou kunnen leiden t
van het vizioen. Hij trouwt met cen mei
bruin haar heeft, in stee van het roode,
baar wechende had; hij gaat den dienst
geljjkheid van vechten en litteekens opl
weg, hij koopt een landgoed waarin nerg##
bekennen valt op die weide midden in
kend.
Tot op het laatste oogenblik kan hij o
hij zijn lot ontgaan zal, „dat niets hem
September 1868, om tien uur '8 avonds
bruinen baard op een baar te liggen.?
Echter niet in ernst, en als afloop van
maar omdat er door liefhebber) komedie
op ecn buitengoed, en hij in die komedi
vult, oorspronkelijk voor cen ander besten
zelfde baar eindigt. Iljj heeft verlangd ze
200 van de profetie cen schertäste maken
blik der vervulling zelf. De meesp
rig jong meisje, ziin eigen zoontje
ders, staan om hem heen, derschr
wien von Imprecht zijn geschiedenis
ziet naar de grocp, en naar den man 0
vergeet de woorden van zijn roltelzegge
les in oprocr. Hetroodharige meisje slaat
de handen voor gezicht, fan den bo
verschrikt twec fakkeldragers töegeloopen.
is dood. —
„Misschien was het de dwaze jdelheid
als de voltrekker van een ous regeeren
schrijver van het tooneelstukjeswaarin Un
baar in spel, als later blijkt iwernst, den
den, spreekt die woorden uit. Maar de se
schrijver, Schnitzler zelf, zorgt door de i
van zije voorstelling dat de ggedachte
„wil' niet cens op kan komen— of het
bij wiize van absurditeit. 266 ds hij ons h
stelt, is er ccn goochelaar, eo# schim in
cen jongenman in het gebruiksdierzelfden
matig geoefend, en een beroete op een
M A