V, Textsammlungen 3, Dämmerseelen. Novellen, Seite 48

box 35/7
3. Daennerseelen

N

avond. Verhand tusschen de drie feiten? Al naar men
Saaier en nuchterder kan het al niet. Als zij allemaal
wil. Conclusie? Geene.
egelijk iets belacheljjks
Daarmee is niets afgedongen op de waardeering die
bij elkaur zitten aan de „regimentstafel'’, komt de kor¬
aan Dämmerseelen toekomt als aan een buiten¬
poraal „du jeur'' en meldt den goochelaar aan. Het is
de Duitsche kritiek
gewoon-goed geschreven en geestig werk vun een zeer
ten minste een afleiding! De goochelaar, een mager
erseelen met het
Joodje, met ecn „bespottelijke elegance'’ gekleed, doet
knap schriilel-
en. Maar dat belacheljj¬
ecnige kunstjjes, waardoor den heeren do slaperigheid
en onderscheid wezenli¬
vergaat, en dan de bedoelde voorspelling. Hjj spreekt ze
ook gevonden zou kun¬
niet uit: maar terwijl hij von Umprecht bij de hand¬
Felix Salten.
jjkbeid die wij zien en
Herr Wenzel auf Rehberg'und
houdt, op de binnenplaats der kazerne, ziet deze stee¬
at om er een hoogere
sein Knecht Kaspar Dinckel
nen en muren rondom verdwijnen en in ecn plotselinge
m de menscheljjke ziel
duideljjkheid, de schemerige boschweide, en zichzelven,
Berlin. Fischer.
Fe kracht van de stof¬
tien jaar ouder, met ecn zwaren baard en op het voor¬
ysterièn van den wil
Hier is weer ecn historische novelle van het genre
hoofd een littecken, stervende op een baar. Het duurt
zich nict over aan de
waarin, onder anderen, ook Jacob Wassermann interes¬
maur ccn seconde. Bjjna geen breuk heeft het gemaakt
hie aan den dood, dan
sant werk gemaakt heeft — men herinnert zich mis¬
in het nuchtero kazerne-leven van elken dag, dat dade¬
iin wil.“
lijk weer begint en voortgant als altijd. Maar von
schien zijn Drei Schwestern voor eenigen tisdh
ril“ z00 weinig als „de
Umprecht heeft er een indruk van gekregen dien hij
hier besproken — de historische novelle waarin het histo¬
hatuur“. Het zijn alle
rische element er niet is om zijus zeifs wil, maar om
niet meer vergect. Het heeft ecn. wat men zou mocten
belacheljjks krjjgen door
den wille van ecn gedarhte of een gevoel, die onder
nocmen, negatieven invloed op zijn leven: hij wil nu
e wij er ann gelooven.
ond-tijdsche voorwaarden tot een grooter ontwikkeling
alles vermijden wat zou kunnen leiden tot de vervulling
nbereikbare; cen koddi¬
konden komen dan de hedondaagsche toelaten.
van het vizioen. Ijj trouwt met cen meisje dat donker¬
elt even om dat woord
In den „Jonker von Rehberg'' is de hoofdzaak: het
bruin haar heeft, in stee van het roode dat de aan die
het is niet precics.
t
cenvondige menschelijke gevoel dat in botsing komt, en
baar weenende had; hij gaat den dienst nit, en de mo¬
eigenaardigheid van
ten ondergaat door den schok, met meedoogenlooze
geljjkheid van vechten en litteckens oploopen uit den
oor den een, prikkelend
heerschzucht. Het eenvoudige gevocl is in des Jonkers
weg, hij koopt cen landgoed waarin nergens een plekte
ettegenstaande de zuive¬
knecht Dinckel, den blonden boerenjongen, met ziin ar¬
bekennen valt op die weide midden in het bosch gelij¬
har den inhoud ontglipt
geloos gezicht, lachende blauwe oogen en roode knuis¬
kend.
ten. En tegenover dat simpele kinderlijke, boersche te
Tot op het laatste oogenblik kan hij ook gelooven dat
gen, doet men best de
geweldiger in zijn sombere pracht, blijkt de heersch¬
hij zijn lot ontgaan zal, „dat niets hem kan dwingen 9
el door te lezen: Weis¬
zucht uit het van juweelen omschitterde vale zieken¬
September 1868, om tien uur 's avonds met een langen
gezicht van Keizer Karel de Vijfde die te midden van
bruinen baard op een baar te#liggen.?’ Het gebeurt toch.
edann door een kermis¬
ecn vorstenstoet optrekt ten verdelgenden krijg. Tus¬
Echter niet in ernst, en als afloop van cen ongeluk:
officier, voor ccn tijd¬
schen de twee in stagt de Jonker van Rehberg, ontvan¬
maar omdat er deor lielhebbers komedie gespeeld wordt
Taf, verwjjderd van het¬
keljjk voor de aandoeningen van zachtheid en van cer¬
cen
op ecn buitengord, en hij in die komedie cen rol ver¬
gedaan wordt: op
zucht beide, en die, als hij de zachtheid echt bevindt,
vult, oorspronkellik voor cen ander bestemd, die op die¬
h omgeven weide, om¬
en de glorie die van den Keizer afsti alt niet meer dan
zelfde baar eindigt. Iljj heeft verlangd ze te spelen, om
harige vrouw, twee jon¬
cen verblinding wagrin booze dingen gebeuren, aan het
z00 van de profetie cen scherts te maken in het oogen¬
wijl twee jagers fakkels
hof en de fortuin den rug toekeert, en arm zoo als hij
blik der vervulling zelf. De meespelenden, ecn roodha¬
stervende uitgestrekt lig¬
gekomen is, terugrijdt naur zjjn eenzaam kasteeltje in
rig jong meisje, zin eigen zoontje en twee andere kin¬
ecnige geheimzinnigheid
Bohemen.
ders, staan em hem heen, de schrijver van het stuk,
zich laat bedenken: een
Iljj is gekomen, onze Jonker, „tot ann den rand van
wien von Umprecht zijn geschiedenis verhaald heeft,
swel van ecn stom, ver¬
zin wezen vol eerbied en vertrouwen'', vol goeden moed
ziet naar de groep, en naar den man op de baar, die
nsplaatsje aan de Pool¬
om den Keizer te dienen die hem een half-god geljjkt.
vergeet de woorden van zijn rol te zeggen. Incens is al¬
n, voor uitspanning na
Ilij heeft tot nog toe zoo stilletjes geleefd op dat al¬
les in oproer. Het roodharige meisje slaat, met cen gil,
dienst, niet anders heb¬
gelegen kastceltje: wat gejaagd en gevischt, een ge.
de handen voor het gezicht, van den boschrand komen
demoralisceren er, de cen
moedelijk gesprek gehouden met „zjju twee meiers''
zich
verschrikt twee fakkeldragers toegeloopen. Von Umprecht
Salten is er bijzonder knap in, z00 met ecn enkel in
ge luitenant schllet
hrdt cen drinkebroer, be¬
het voorbijgaan gezegd woord een geheele situatiete
is dood. —
„Misschien was het de dwaze jjdelheid mij te voelen
kriigt zijn ontslag, de ka¬
helpen beschijnen; aan die „twee meiers'' zien we dat
ja¬
als de voltrekker van een ons regeerenden wil.?' De
Jonker Wenzel arm is en onaanzienlijk — hij heeft ook
aanleiding, woedend
goe¬
schrijver van het tooneelstukje-waarin Umprecht, schifn¬
nog wat gelezen. Dair kriigt hij op ecn goeden dag een
at hij haar op cen
baar in spel, als later blijkt in ernst, den dood zal vin¬
brief van cen nieuw familie-lid, waarvoor de Rehbergs
: de vrouw bieef, — on¬
den, spreckt die woorden uit. Maar de schrjjver van den
eigenlijk den neus wat optrokken: den zoon van cen
de man stierf in 't gek¬
schrijver, Schnitzler zelf, zorgt door de ironische wijze
handwerksman, Nicolaas Perrenot, die met cen Jonk¬
ellende, waartoe verve¬
van zijn voorstelling dat de gedachte aan zulk cen
vrouw Rehberg getrouwd en aan het hof van den Kei¬
cen goede jongen, be¬
zer tot hoog aanzien gekomen is. De rollen worden ver¬
„wil'' niet cens op kan komen — of het moest dan zijn
naar buitengewoon dom,
wisseld. De handwerkers-zoon wil liever zulk cen obsen¬
bij wiize van absurditeit. 206 als hij ons het geval voor¬
voor philosophie had en
steit, is er cen goochelaur, een schim in de hersens van
ren neef niet hebben. Jonker Wenzel moet, onder ziin
iten leeren en opzeggen.
cen Jongenman in hei, gebruik dierzelfde hersens mnar
Elling gedanu wordt, von
matig geoefend, en een beroerte op een movien zomer- 1 protectie, carrière maken in het leger.
g niet anders te doen dan
sigaretten rooken.
5
4
mew
Hij gaat. Het is of hij i
De muziek op de markt van
wagens, paardien, kanonnen,
wuivende helmpluimen, de v
gewaden, de gele gezichten e
men der Spanjaarden, die den
landen gevolgd zijn, de mad
wereld-beheerscher heen, bren
verrukking. Hjj verliest alle
barbaarsche strafoefeningen o
trokken. Hjj wocnt ccn gelag
de schaamteloosheid hem, 6
hebben doen walgen. Eindel
magere gebogen, zwakke ged
gezicht. Een spinnetje dat
hem buiten zich zelven van
hij naar het insect. En de J
delijdend hart, cen fijne gee
gezond lichaam, wordt door
dan een seconde geschokt in
zer. Voor hem gelden nu
voor een gewoon mensch.
wust wordt ondergaat zin
draaiing naar den kant van
nebloem verwringt haar vid
neer zij volgznam zich draal
Wat de betoovering breei
van wreedheid door den
vroolijken jongen knecht Di
dreigde verminking te redde
die hem er om smeekt, doc
Keizer, het leger en de fa
zisn eenzeamheid.
Die geheele veelheid van
vat gewecst binnen de nau
ctmaal. Na iaren, wanneen
van Karel V hoort, doem
sioen voor den oud-geworde
Salten alles op een hoogen
gezinnebeeld, ook voor hen
soonlijke valt er af, de
gaaf uit de verdorde omh
van wat toen zinncloos le
waarom toch Keizer Karel
gedaan heeft'’ en in een
het toch ook niet wel te n
toch ook niet goed gekend
en weten toch niets van
hun op geene wisze bewis
Hjj de zachtmoedige, hes
nig begrepen als de gewek
die hem voor schurk uitm
voor den slag het leger ve
741
zeif en de Keizer gelik te
Als con oplossing in min
nant, komt na uitspatting,
van het goede door het b
latenheid.
□0
S