V, Textsammlungen 3, Dämmerseelen. Novellen, Seite 49

box 3577
3. Daennerseelen
T

r kan het al niet. Als zij allemaal
avond. Verband tusschen de d’e feiten? Al naar men
wil. Conclusie? Geene.
de „regimentstafel'’, komt de kor¬
Daarmee is niets afgedongen op de waardeering die
meldt den goochelaar aan, Het is
Jaan Däm merseelen toekomt als aan een buiten¬
ding! Dei goochelaar, een mager
gewoon-goed geschreven en geestig werk-van ecn zeer
espotteljjke elegance“' gekleed, doet
door den heeren de slaperigheid
knap schrilter
bedoelde voorspelling. Hij spreekt zei
1 hij von Umprecht bij de handt
plaats der kazerne, ziet deze stee¬
Felix Salten.
nverdwijnen en in ecn plotselinge
Herr Wenzel auf Rehberg'und
emerige boschweide, en zichzelven,
sein Knecht Kaspar Dinckel
Berlin. Fischer.
een zwaren baard en op het voor¬
stervende op een baar. Het duurt
Hier is weer een historische novelle van het genre
jna geensbreuk heeft het gemaakt
waarin, onder anderen, ook Jacob Wassermann interes¬
rne-leven van elken dag, dat dade¬
sant werk gemaakt heeft — men herinnert zich mis¬
voortgaat als altjjd. Maar von
schien zijn Drei Schwestern voor eenigen tisdh
en indruk van gekregen dien hij
hier besproken — de historische novelle waarin het histo¬
et heeft een. wat men zou mocten
rische element er niet is om zijus zeifs wil, maar om
Anvloed op zijn leven: hij wil nu
den wille van een gedachte of een gevoel, die onder
ou kunnen leiden tot de vervulling
ond-tijdsche voorwaarden tot een grooter ontwikkeling
trouwt met cen meisje dat donker¬
konden komen dan de ledendaagsche toelaten.
stee van het roode dat de aan die
In den „Jonker von Rehberg'’ is de hoofdzaak: liet
hij gaat den dienst nit, en de mo¬
cenvoudige menschelijke gevoel dat in botsing komt, en
en en litteekens oploopen uit den
ten ondergaat door den schok, met meedoogenlooze
andgoed waarin nergens een plekte
heerschzucht. Het eenvondige gevocl is in des Jonkers
weide midden in het bosch gelij¬
kuecht Dinckel, den blonden boerenjongen, met zijn ar¬
geloos gezicht, lachende blauwe oogen en roode knuis¬
oogenblik kan hij ook gelooven dat
ten. En tegenover dat simpele kinderlijke, boersche te
kal, „dat niets hem kan dwingen 9
geweldiger in zijn sombere pracht, blijkt de heersch¬
tien uur ’s avonds met een langen
zucht uit het van juweclen omschitterde vale zieken¬
baar te liggen.'’ Het gebeurt toch.
gezicht van Keizer Karel de Vijfde, die te midden van
en als afloop van cen ongeluk:
ecn vorstenstoet optrekt ten verdelgenden krijg. Tus¬
liefhebbers komedie gespeeld wordt
schen de twee in stagt de Jonker van Rchberg, ontvan¬
n hjj in die komedic cen rol ver¬
kelijk voor de aandoeningen van zachtheid en van cer¬
or een ander bestemd, die op die¬
zucht beide, en die, als hij de zachtheid echt bevindt,
Ijj heeft verlangd ze te spelen, om
en de glorie die van den Keizer afstraalt niet meer dan
en scherts te maken in het oogen¬
cen verblinding wagrin booze dingen gebeuren, nan het
elf. De meespelenden, een roodha¬
hof en de fortuin den rug toekeert, en arm z00 als bij
eigen zoontje en twee andere kin¬
gekomen is, terugrijdt naar zjjn eenzaam kasteeltje in
heen, de schrjjver van het stuk,
Bohemen.
zijn geschiedenis verhaald heeft
Hij is gekomen, onze Jonker, „tot ann den rand van
n naar den man op de baar, die
zin wezen vol eerbied en vertrouwen'' vol goeden moed
an zijn rol te zeggen. Incens is al¬
om den Keizer te dienen die hem een half-god gelijkt.
odharige meisje slaat, met cen gil,
Ilij heeft tot nog toe zoo stilletjes geleefd op dat af¬
gezicht, van den boschrand komen
gelegen kastceltje: wat gejaagd en gevischt, een ge.
dragers toegeloopen. Von Umprecht
moedelijk gesprek gehouden met „zjju twee meiers')
Salten is er bijzonder knap in, z00 met ecn enkel in
de dwaze jjdelheid mij te voelen
het voorbijgaan gezegd woord een geheele situatie te
een ons regeerenden wil.? De
helpen beschijnen; aan die „twee meiers'’ zien we dat
eelstukje-waarin Umprecht, schiin¬
Jonker Wenzel arm is en onaanzienljjk — hij heeft ook
blijkt in ernst, den dood zal vin¬
nog wat gelezen. Daar krigt hij op cen goeden dag een
den uit. Maar de schrjjver van den
brief von een nieuw familie-lid, waarvoor de Rehbergs
elf, zorgt door de ironische wijze
eigenlisk den neus wat optrokken: den zoon van cen
dat de gedachte aan zulk cen
handwerksman, Nicolaas P’errenot, die met een Jonk¬
n komen — ef hei moest dan zijn
vrouw Rehberg getrouwd en aan het hof van den Kei¬
it. 766 als hij ons het geval voor¬
zer tot hoog aanzien gekomen is. De rollen worden ver¬
Plaar, con schim in de hersens van
wisseld. De handwerkers-zoon wil liever zulk cen obsen¬
gebruik dierzelfde hersens maar
ren neef niet hebben. Jonker Wenzel moet, onder zijn
en beroerte op een mooien zomer. □protectie, carrière maken in het leger.
5
Kiennseann Ammr.ag
Hij gaat. Het is of hij in een andere wereld kome,
De muziek op de markt van Augsburg, het geweld van
wagens, paarden, kanonnen, de glans van harnassen en
wuivende helmpluimen, de vrouwen in fluweelen sleep¬
gewaden, de gele gezichten en de vreemdklinkende stem¬
men der Spanjaarden, die den Keizer naar zin Duitsche.
landen gevolgd zijn, de macht en de rijkdom om den
wereld-beheerscher heen, brengen hem in een duizelige
verrukking. Hjj verliest allen maatstaf. Hij hoort van,
barbaarsche strafoefeningen op bevel van den Keizer vol¬
trokken. Hjj woont cen gelag bij aan het hof, waarvan
de schaamteloosheid hem, een dag te voren nog, zon
hiebben doen walgen. Eindelijk ziet hij den Keizer, een
magere gebogen, zwakke gedannte met een klein grauw,
gezicht. Een spinnetje dat over de tafel loopt, brengt
hem buiten zich zelven van angst: als versteend, staart
hj naar het insect. En de Jonker van Rehberg, een me¬
delijdend hart, cen fijne geest, cen dappere ziel in een
gezond lichaam, wordt door dat alles voor niet langer
dan een seconde geschokt in zijn geloof aan den Kei¬
zer. Voor hem gelden nu eenmaal andere wetten dan
voor een gewoon mensch. Zonder dat hij het zich be¬
wust wordt ondergaat zisn geheele wezen als een ver¬
draaiing naar den kant van den Keizer toe: een zon¬
nebloem verwringt haar vierkantigen stengel zó0 wan¬
neer zij volgzaam zich draait naar de zon.
Wat de betoovering breekt is een afschuwelijke dand
van wreedheid door den Keizer begaan aan Wenzel's
vroolijken jongen kuecht Dinckel. Om hem voor de ge¬
dreigde verminking te redden, schiet Wenzel den jongen,
die hem er om smeekt; dood. En dan rijdt hij van den
Keizer, het leger en de fortuin weg, weer ferug naar
zisn eenzaamheid.
Die geheele veelheid van hevige gebeurtenissen is be¬
vat geweest binnen de nauwe tijdruimte van een enkol
ctmaal. Na iaren, wanneer hij van den troonsafstand
van Karel V hoort, doemt dat als een plotseling vi.
sioen voor den oud-geworden man op. En hiermee heft
Salten alles op een hooger plan: de gebeurtenis word
gezinnebeeld, ook voor hem wien zij gebeurde. Het per
soonlijke valt er af, de langzaum gerispte kern komt
gaaf uit de verdorde omhulsels. Wenzel vindt den zin
van wat toen zinneloos leck, terwijl hij er over denkt
waarom toch Keizer Karel „al zin kronen van zich af¬
gedaan heeft'’ en in cen klooster is gegaan. „Hem is
het toch ook nict wél te moede geweest, en ik hieb hem
toch ook niet goed gekend. — — De menschen spreken
en weten toch niects van elkander af, en men kan het
hun op geeue wijze bewijzen dat zij verkeerd doen.?
Hij de zachtmoedige, heaft den geweldenaar zoo wei¬
nig begrepen als de geweldenaar hem. En de generaal
die hem voor schurk nitmaakte, omdat hij, den avond
voor den slag het leger verliet, meende evengged als hij¬
zelf en de Keizer gelijk te hebben, en had het evenmin.##
Als cen oplossing in mineur na cen krjjtenden disso¬
nant, komt na uitspatting, wreedheid, en den ondergang
van het goede door het booze, de in drocfheid wijze ge
latenbeid.
AUGUsTA DE WIT