—
4. MAl
KUNSTEN LETTEREN,
de wonden kunnen zeer gevaarlijke bacterien
ARTHUR SCHNITZLER EN DE
bevatten, die men niet bij voorkeur op ontsto¬
ken oogleden zou brengen. Maar de lijken die
GENEESKUNDE
de student had aangeraakt, waren — want hij
had geholpen met het reddingswerk bij een
DOOR
grooten brand — kersversch, nog geen nur
PROF. W. STORM VAN LEEUWEN.
nud, daar kon toch onmogelijk ontwikkeling
van gevaarlijke bacterièn hebben plaats ge¬
had.
Ik weet wel. voor het geheele werk doet
De historieschrijver van het ge¬
deze eene kleine fout er niet veel toe, ik noem
neeskundig milien.
het alleen als voorbeeld, hoe zeifs een man
als Strindberg hier cen onjuiste nuance geeft
Zooals steeds, wanneer ik in deze rubriek
en dus een kleine zwakte vertoonde, juist
over een kunstenaar wil schrijven, moet ik
daar, waar Schnitzler het sterkste is.
cerst mij verdedigen tegen de aanklacht dat
Aan Schnitzler zou zoo iets nooit overko¬
ik mijn competentie te buiten zou gaan. Wel¬
men. Hij is een meester in het scheppen van
nu, Schnitzler is arts, in ziin novellen en co¬
een „medische“ sfeer.
medies brengt hij zeer veel artsenpsychologie
En van dit meesterschap maakt hij ruim¬
en psychologie van den patient en het is
schoots gebruik. Tal van stukken spelen in
vooral dat gedeelte van zijn werk, dat ik
een kliniek of in het huis van een arts, en de
hier wil bespreken. Waar ik dus hier niet wil
arts, die het leest, of opvoeren ziet, voelt hoe
onderzoeken de artistieke waarde van Schnitz¬
goed het geteekend is, voelt, hoe dat alles
ler’s werk, maar de vraag wil trachten te be¬
leeft.
antwoorden, in hoeverre hij er in geslaagd is
De „Stunde des Erkennens' waarin profes¬
de verhouding tusschen patient en arts — dus
sor Ormin, de arts Eckold en diens vrouw
tusschen den lijdenden mensch en hem, die
Klara de hoofdpersonen zijn, had even goed
geroepen is, leed te verzachten — waardig en
in een ander milieu kunnen spelen. Ormin
waar te schetsen, daar zou vanuit dit oog¬
brengt een afscheidsbezoek bij ziin vriend
punt beschouwd, biivoorbeeld Molière's on¬
Eckold, hij is een oogenblik met Klara alleen,
sterfelijke „Malade imaginaire“ minder ge¬
die hem — nu hij op het punt staat met een
wichtig voor mij zijn dan Schnitzler’s al te
ambulance naar Japan te vertrekken, van¬
sterfelijke „Professor Bernhardi“.
wel
De Weensche tooneelschriiver staat tegen-waar hij, wiil hij een hartgebrek heeft,
nooit zal terugkeeren — toevertrouwt, hoe¬
over deze problemen gansch anders dan de
veel zij jaren geleden van hem gehouden heeft
meeste van ziin collega’s en zeifs anders dan
en om welke redenen ze niet zijn „Geliebte“.
vele groote dichters. Hij is niet als zij, een
had willen ziin, maar zich wel aan een ander
buitenstaander, die voor korten tijd zich in
gegeven had, enz. Dat alles, ook de latere
de sfeer van de kliniek en in het denken der
scène tusschen Eckold en Klara, waarin blijkt,
keneeskundigen heeft ingewerkt, maar hij is
dat Eckold zijn vrouw jaren lang heeft ver¬
in ons vak opgevoed en behoort er geheel in
dacht, toch een liaison met Ormin te hebben
thuis.
gehad, dat alles had evengoed in een ander
Schnitzler is dus niet een tocneelschrijver,
milieu kunnen hebben plaats gegrepen. Ka¬
die toevallig vroeger arts is geweest en die
rakteristiek voor Schnitzler is, dat hij dit
de in een vorige periode opgedane kennis af
milieu koos, een milieu, dat hij kent zoodat
en toen in ziin stukken te pas brengt maar hij
hij — geheel afgescheiden van de innerlijko
is een artiest, die zich in ziin studietijd en ook
waarde van het stuk — een goed geteekende
daarna, geheel in dit beroep herft ingeleer.l.
ensceneering geven kan.
Hij kent de nooden en de conflicten van dit
En zoo is het ook in andere stukken, b. v.
bedriff, omdat hij ze aan den lijve heeft on¬
in „Die Gefährtin“. In sommige stukken, b. v.
dervonden, maar voor alles, kent hij de sfeer
„Das Vermächtnis“’ hebben de hoofdpersonen
van het beroep.
met de geneeskunde niet veel te maken, maar
Schnitzler kent den arts, hij heeft de at¬
worden toch een of meer artsen op het tooneel
mospheer van de kliniek ingezogen en is
gebracht en de woorden, die zij daar te zeg¬
daardoor in staat tafereelen te scheppen, fiine
gen hebben, ziin steeds weer bewiizen, hoezeer
nuanceeringen aan te geven, zooals nauwe¬
Schnitzler deze zaken beheerscht.
lijks een ander dat kan.
„Die letzten Masken“ geeft Snitzler
In een zeker opzicht is hij de historieschrif¬
meer de psychologie van den stervende en van
ver van de geneeskundigen van onzen tijd.
den zieke, dan die van den arts, maar ook hier
Maar alleen in een zekeropzicht. Hij is de
toont hij zich, juist in het aanbrengen van de
man die schetst, hoe wij werken, niet de
entourage voor dit stuk, een meester.
man, die weet bloot te leggen en te analy¬
seeren de groote conflicten, de groote deug¬
den en gebreken van de kliniek en van den
artsenstand. Hij is niet als Tolstol, die de
Hoewel dus op het beschreven gebied
artsen haat en verafschuwt, en in ziin blinde
Schnitzler’s werk meesterlijk is, is hij zeker
woede hun ondeugden in de schrilste kleuren
minder gelukkig, wanneer hij tracht dieper
poogt af te teekenen, hij is niet als Molière,
in de ziel van den arts door te dringen en
die ons vak aantast met vliimscherpe satire,
uit de groote conflicten, die zich voor den arts
maar hij is de kunstenaar, die het verstaaf
weer te geven en te scheppen de atmosfeer,
voordoen, de handeling van zijn stuk te doen
ontstaan.
het décor en alles wat accessoir is aan het
Noch in de groteske „Paracelsus“, waarin
beroep van den arts.
hij ziin tochoorders de groote suggestieve
Wanneer men af en toe wat belletrie leest,
kracht van een genialen kwakzalver wil doen
kan men zich niet onttrekken aan de gedach¬
beseffen, noch in „Professor Bernhardi“ is
te, dat vele schrifvers gaarne coquetteeren
het hem gelukt om op de basis van een der¬
met een beetie medische kennis, die zij be¬
gelijk conflict een sterk drama op te bouwen.
zitten en wat zij dan neerschrifven maakt op
Het is wellicht geoorloofd, een kort oogen¬
den arts, — vooral op den zo0 critisch aange¬
blik stil te staan bij de vraag, waarom dat zoo
legden Nederlandschen arts — wel ecns een
is. Misschien mag men aannemen, dat in hei
wonderlijken indruk.
eerste geval Schnitzler wat te sterk onder den
Zelfs schrijvers, die zulk cen groote hoeveel¬
invloed heeft gestaan van de, toen juist in
beid kennis bezitten als Strindberg, ontkomen
opkomst ziinde, theorieén van Freud. En ook
daaraan niet.
voor het tweede geval is wel een oorzaak te
„Ik heb lijken en gewonden aangeraakt“,
vinden. In het tcenmalige Weenen, werd het
zegt de student in de „Gespenster sonate“ te¬
Katholicisme als de sterkste steun der anti¬
gen het melkmeisie, en meent, dat deze be¬
semieten beschouwd. Het behoeft niet te ver¬
langrijke mededeeling steun verleent aan het
wonderen, dat een jong joodsch arts, die ecn
verzoek dat hij tot haar richt om zijn oogen te
rijken geest en artistieken aanleg had, die de
willen betten. — Inderdaad lijken en etteren¬
gevolgen van dit conflict aan den lijve had er¬
varen, het koos als basis voor een drama.
Maar jammer is, dat juist daar, waar in ecn
tendenzstuk als „Professor Bernhardi' daar¬
door werd, nanwkeurigheid bij het stellen van
het conflict, de hoogste plicht was, zoowei
voor den dramaschrijver als voor den arts
dat juist daar Schnitzler (vermoedelijk onde¬
invloed van subjectieve momenten) ecnigszins
faalde.
Prof. Bernhardi heeft als jong arts zich ver¬
zet tegen de officieele Weensche clique, hij
heeft met enkele collega’s een eigen kliniek
opgericht, heeft moeilijke jaren doorgemaakt,
maar ten slotte zijn de opvattingen veranderd.
Bernhardi’s verdiensten worden algemeen er¬
kend, zijn kliniek, het „Elisabethinum“, heeft
een college van curatoren met klinkende na¬
men, een grootvorst, een bisschop enz. Intus¬
schen heeft deze groep van Joodsche medici
nog altijd machtige vijanden vooral onder de
clerikalen. In de eerste acte heeft nu het vol¬
gende voorval plaats, dat de basis vormt voor
het geheele stuk.
Een meisje, dat in aansluiting aan een abor¬
tus bloedvergiftiging heeft gekregen, is heel
ziek en zal vermoedelijk binnen eenige uren
sterven Zij is echter In een toestand van z.8.
euphorie gekomen (zooals dat in zulke gevallen
wel voorkomt), een soort ziekelijken overprik¬
kelingstoestand, waarin zij in het geheel niet
lüdt, zich uiterst gelukkig voelt; zij verbeeldt
zich haar minnaar bij zich te hebben en heeft
natuurlijk in dezen toestand geen idee ervan,
dat zij binnenkort sterven moet. Zonder den
arts ex in te kennen, heeft zuster Ludwilla
een priester geroepen, om aan de stervende
— die katholiek is — de laatste sacramenten
toe te dienen.
Professor Bernhardi, de „famulus' Hoch¬
zoitspointner, de verpleegster (de eenige
vrouw in het stuk) en nog eenige artsen,
staan in een voorkamer, als juist de priester
binnenkomt, die de ziekenzaal wil binnen¬
gaan. Bernhardi verzoekt den priester dat niét
te doen, daar de patiènte juist nu zich volko¬
men gelukkig waant, terwijl het binnenkomen
van den priester haar tot het besef zou bren¬
gen, dat zij verloren is, en dus een einde aan
deze korte geluksperiode zou maken. De pries¬
ter wil toch binnen, maar Bernhardi weigert
definitief. Gedurende deze bespreking gaat de
verpleegster naar de patiönte, vertelt haar, dat
de priester gekomen is, de patiènte schrikt
hevig, zegt: „moet ik dan werkelijk sterven?“
en sterft —
Dit voorval wordt door de vijanden van de
groep Bernhardi uitgebuit, de politici werpen
er zich op; de katholieke godsdienst wordt#
door de joden niet gerespecteerd enz. Bernhar¬
di wordt geschorst, komt zeifs in de gevan¬
genis, later wordt hij gerehabiliteerd enz.
Het essentieele punt is nu, dat, volgens den
schrijver, Bernhardi volkomen in het gelijk#
was, zoodat elk weldenkend arts zou hebben
gehandeld als hij, terwijl de tegenstanders dit g
feit op onwaardige wiize tegen de groep
Bernhardi zouden hebben uitgebuit.
En daar is het nu, dat Schnitzler volgens
mij — en volgens vele andere artsen — een
fout begaan heeft. Met de vraag of een patiènt
op een bepaald oogenblik „bediend' zal wor¬
den, komt elk arts herhaaldelijk iu aanraking.
Ik wil elke discussie omtrent de religteuse be¬
teekenis van het toedienen der sacramenten
hier natuurlijk vermirden, maar alleen con¬
stateeren, dat het niet waar is (zooals een
leek op medisch gebied en die zeif niet katho¬
liek is, allicht meenen mocht), dat in het al¬
gemeen, de mededeeling dat de priester ko¬
men zal, de patiènten zeer verschrikt of voor
hen een bewijs is, dat zij nu zeker sterven
moeten. Herhaaldelijk zien wij juist, dat zulks
hun rust geeft. Wanneer men in een bepaald
geval die mededeeling ontactvol doet, of de
priester zeif ontactvol optreedt, dan zou het
leven van den patiènt daardoor wel kunnen
worden verkort, maar dat is een uitzonde¬
ringsgeval. Had Schnitzler van een dergeliik
uitzonderingsgeval willen gebruik maken, dan
had hij b.v. moeten doen uitkomen, dat deze
priester biizonder ongeschikt was om op dat
moment bij de patiènte binnen te treden,
#maar dat doct hij niet. Afgescheiden daarvan
Aenenen
meen ik, dat juist e
moet onthouden va
een bepaald oogen
ten van een kathol
in het algemeen ge
arts der ziel) beten
kunnen slechts on
dellijk levensgevaar
Wanneer nu Schn
ting heeft over een
in ziin comedie inv
dat voor mij geen r
er een principieele
hier is het wat
voorkomen, alsof v
sche ethiek Bern
heeft, zoodat indien
hij ziin handeling
oneervolle bijgedac
mag worden betich
hardi’'s opvatting 1
geheel buiten de ky
sche artsen en kath
baar en daarom zi#
Schnitzler, waar de
een medische kwes
Wanneer ik dus
mjj —
als arts —
stukken het meest
een meester is in h
willen noemen ee
geeft hij vooral oo
op tal van plaatse
schilderd met f
vraagstukken, die
beroeren, hij heeft
grond gebracht
doen. Hij heeft voc
het doen. In dat d
voor de geschieden
is de Historieschr
milien.
4. MAl
KUNSTEN LETTEREN,
de wonden kunnen zeer gevaarlijke bacterien
ARTHUR SCHNITZLER EN DE
bevatten, die men niet bij voorkeur op ontsto¬
ken oogleden zou brengen. Maar de lijken die
GENEESKUNDE
de student had aangeraakt, waren — want hij
had geholpen met het reddingswerk bij een
DOOR
grooten brand — kersversch, nog geen nur
PROF. W. STORM VAN LEEUWEN.
nud, daar kon toch onmogelijk ontwikkeling
van gevaarlijke bacterièn hebben plaats ge¬
had.
Ik weet wel. voor het geheele werk doet
De historieschrijver van het ge¬
deze eene kleine fout er niet veel toe, ik noem
neeskundig milien.
het alleen als voorbeeld, hoe zeifs een man
als Strindberg hier cen onjuiste nuance geeft
Zooals steeds, wanneer ik in deze rubriek
en dus een kleine zwakte vertoonde, juist
over een kunstenaar wil schrijven, moet ik
daar, waar Schnitzler het sterkste is.
cerst mij verdedigen tegen de aanklacht dat
Aan Schnitzler zou zoo iets nooit overko¬
ik mijn competentie te buiten zou gaan. Wel¬
men. Hij is een meester in het scheppen van
nu, Schnitzler is arts, in ziin novellen en co¬
een „medische“ sfeer.
medies brengt hij zeer veel artsenpsychologie
En van dit meesterschap maakt hij ruim¬
en psychologie van den patient en het is
schoots gebruik. Tal van stukken spelen in
vooral dat gedeelte van zijn werk, dat ik
een kliniek of in het huis van een arts, en de
hier wil bespreken. Waar ik dus hier niet wil
arts, die het leest, of opvoeren ziet, voelt hoe
onderzoeken de artistieke waarde van Schnitz¬
goed het geteekend is, voelt, hoe dat alles
ler’s werk, maar de vraag wil trachten te be¬
leeft.
antwoorden, in hoeverre hij er in geslaagd is
De „Stunde des Erkennens' waarin profes¬
de verhouding tusschen patient en arts — dus
sor Ormin, de arts Eckold en diens vrouw
tusschen den lijdenden mensch en hem, die
Klara de hoofdpersonen zijn, had even goed
geroepen is, leed te verzachten — waardig en
in een ander milieu kunnen spelen. Ormin
waar te schetsen, daar zou vanuit dit oog¬
brengt een afscheidsbezoek bij ziin vriend
punt beschouwd, biivoorbeeld Molière's on¬
Eckold, hij is een oogenblik met Klara alleen,
sterfelijke „Malade imaginaire“ minder ge¬
die hem — nu hij op het punt staat met een
wichtig voor mij zijn dan Schnitzler’s al te
ambulance naar Japan te vertrekken, van¬
sterfelijke „Professor Bernhardi“.
wel
De Weensche tooneelschriiver staat tegen-waar hij, wiil hij een hartgebrek heeft,
nooit zal terugkeeren — toevertrouwt, hoe¬
over deze problemen gansch anders dan de
veel zij jaren geleden van hem gehouden heeft
meeste van ziin collega’s en zeifs anders dan
en om welke redenen ze niet zijn „Geliebte“.
vele groote dichters. Hij is niet als zij, een
had willen ziin, maar zich wel aan een ander
buitenstaander, die voor korten tijd zich in
gegeven had, enz. Dat alles, ook de latere
de sfeer van de kliniek en in het denken der
scène tusschen Eckold en Klara, waarin blijkt,
keneeskundigen heeft ingewerkt, maar hij is
dat Eckold zijn vrouw jaren lang heeft ver¬
in ons vak opgevoed en behoort er geheel in
dacht, toch een liaison met Ormin te hebben
thuis.
gehad, dat alles had evengoed in een ander
Schnitzler is dus niet een tocneelschrijver,
milieu kunnen hebben plaats gegrepen. Ka¬
die toevallig vroeger arts is geweest en die
rakteristiek voor Schnitzler is, dat hij dit
de in een vorige periode opgedane kennis af
milieu koos, een milieu, dat hij kent zoodat
en toen in ziin stukken te pas brengt maar hij
hij — geheel afgescheiden van de innerlijko
is een artiest, die zich in ziin studietijd en ook
waarde van het stuk — een goed geteekende
daarna, geheel in dit beroep herft ingeleer.l.
ensceneering geven kan.
Hij kent de nooden en de conflicten van dit
En zoo is het ook in andere stukken, b. v.
bedriff, omdat hij ze aan den lijve heeft on¬
in „Die Gefährtin“. In sommige stukken, b. v.
dervonden, maar voor alles, kent hij de sfeer
„Das Vermächtnis“’ hebben de hoofdpersonen
van het beroep.
met de geneeskunde niet veel te maken, maar
Schnitzler kent den arts, hij heeft de at¬
worden toch een of meer artsen op het tooneel
mospheer van de kliniek ingezogen en is
gebracht en de woorden, die zij daar te zeg¬
daardoor in staat tafereelen te scheppen, fiine
gen hebben, ziin steeds weer bewiizen, hoezeer
nuanceeringen aan te geven, zooals nauwe¬
Schnitzler deze zaken beheerscht.
lijks een ander dat kan.
„Die letzten Masken“ geeft Snitzler
In een zeker opzicht is hij de historieschrif¬
meer de psychologie van den stervende en van
ver van de geneeskundigen van onzen tijd.
den zieke, dan die van den arts, maar ook hier
Maar alleen in een zekeropzicht. Hij is de
toont hij zich, juist in het aanbrengen van de
man die schetst, hoe wij werken, niet de
entourage voor dit stuk, een meester.
man, die weet bloot te leggen en te analy¬
seeren de groote conflicten, de groote deug¬
den en gebreken van de kliniek en van den
artsenstand. Hij is niet als Tolstol, die de
Hoewel dus op het beschreven gebied
artsen haat en verafschuwt, en in ziin blinde
Schnitzler’s werk meesterlijk is, is hij zeker
woede hun ondeugden in de schrilste kleuren
minder gelukkig, wanneer hij tracht dieper
poogt af te teekenen, hij is niet als Molière,
in de ziel van den arts door te dringen en
die ons vak aantast met vliimscherpe satire,
uit de groote conflicten, die zich voor den arts
maar hij is de kunstenaar, die het verstaaf
weer te geven en te scheppen de atmosfeer,
voordoen, de handeling van zijn stuk te doen
ontstaan.
het décor en alles wat accessoir is aan het
Noch in de groteske „Paracelsus“, waarin
beroep van den arts.
hij ziin tochoorders de groote suggestieve
Wanneer men af en toe wat belletrie leest,
kracht van een genialen kwakzalver wil doen
kan men zich niet onttrekken aan de gedach¬
beseffen, noch in „Professor Bernhardi“ is
te, dat vele schrifvers gaarne coquetteeren
het hem gelukt om op de basis van een der¬
met een beetie medische kennis, die zij be¬
gelijk conflict een sterk drama op te bouwen.
zitten en wat zij dan neerschrifven maakt op
Het is wellicht geoorloofd, een kort oogen¬
den arts, — vooral op den zo0 critisch aange¬
blik stil te staan bij de vraag, waarom dat zoo
legden Nederlandschen arts — wel ecns een
is. Misschien mag men aannemen, dat in hei
wonderlijken indruk.
eerste geval Schnitzler wat te sterk onder den
Zelfs schrijvers, die zulk cen groote hoeveel¬
invloed heeft gestaan van de, toen juist in
beid kennis bezitten als Strindberg, ontkomen
opkomst ziinde, theorieén van Freud. En ook
daaraan niet.
voor het tweede geval is wel een oorzaak te
„Ik heb lijken en gewonden aangeraakt“,
vinden. In het tcenmalige Weenen, werd het
zegt de student in de „Gespenster sonate“ te¬
Katholicisme als de sterkste steun der anti¬
gen het melkmeisie, en meent, dat deze be¬
semieten beschouwd. Het behoeft niet te ver¬
langrijke mededeeling steun verleent aan het
wonderen, dat een jong joodsch arts, die ecn
verzoek dat hij tot haar richt om zijn oogen te
rijken geest en artistieken aanleg had, die de
willen betten. — Inderdaad lijken en etteren¬
gevolgen van dit conflict aan den lijve had er¬
varen, het koos als basis voor een drama.
Maar jammer is, dat juist daar, waar in ecn
tendenzstuk als „Professor Bernhardi' daar¬
door werd, nanwkeurigheid bij het stellen van
het conflict, de hoogste plicht was, zoowei
voor den dramaschrijver als voor den arts
dat juist daar Schnitzler (vermoedelijk onde¬
invloed van subjectieve momenten) ecnigszins
faalde.
Prof. Bernhardi heeft als jong arts zich ver¬
zet tegen de officieele Weensche clique, hij
heeft met enkele collega’s een eigen kliniek
opgericht, heeft moeilijke jaren doorgemaakt,
maar ten slotte zijn de opvattingen veranderd.
Bernhardi’s verdiensten worden algemeen er¬
kend, zijn kliniek, het „Elisabethinum“, heeft
een college van curatoren met klinkende na¬
men, een grootvorst, een bisschop enz. Intus¬
schen heeft deze groep van Joodsche medici
nog altijd machtige vijanden vooral onder de
clerikalen. In de eerste acte heeft nu het vol¬
gende voorval plaats, dat de basis vormt voor
het geheele stuk.
Een meisje, dat in aansluiting aan een abor¬
tus bloedvergiftiging heeft gekregen, is heel
ziek en zal vermoedelijk binnen eenige uren
sterven Zij is echter In een toestand van z.8.
euphorie gekomen (zooals dat in zulke gevallen
wel voorkomt), een soort ziekelijken overprik¬
kelingstoestand, waarin zij in het geheel niet
lüdt, zich uiterst gelukkig voelt; zij verbeeldt
zich haar minnaar bij zich te hebben en heeft
natuurlijk in dezen toestand geen idee ervan,
dat zij binnenkort sterven moet. Zonder den
arts ex in te kennen, heeft zuster Ludwilla
een priester geroepen, om aan de stervende
— die katholiek is — de laatste sacramenten
toe te dienen.
Professor Bernhardi, de „famulus' Hoch¬
zoitspointner, de verpleegster (de eenige
vrouw in het stuk) en nog eenige artsen,
staan in een voorkamer, als juist de priester
binnenkomt, die de ziekenzaal wil binnen¬
gaan. Bernhardi verzoekt den priester dat niét
te doen, daar de patiènte juist nu zich volko¬
men gelukkig waant, terwijl het binnenkomen
van den priester haar tot het besef zou bren¬
gen, dat zij verloren is, en dus een einde aan
deze korte geluksperiode zou maken. De pries¬
ter wil toch binnen, maar Bernhardi weigert
definitief. Gedurende deze bespreking gaat de
verpleegster naar de patiönte, vertelt haar, dat
de priester gekomen is, de patiènte schrikt
hevig, zegt: „moet ik dan werkelijk sterven?“
en sterft —
Dit voorval wordt door de vijanden van de
groep Bernhardi uitgebuit, de politici werpen
er zich op; de katholieke godsdienst wordt#
door de joden niet gerespecteerd enz. Bernhar¬
di wordt geschorst, komt zeifs in de gevan¬
genis, later wordt hij gerehabiliteerd enz.
Het essentieele punt is nu, dat, volgens den
schrijver, Bernhardi volkomen in het gelijk#
was, zoodat elk weldenkend arts zou hebben
gehandeld als hij, terwijl de tegenstanders dit g
feit op onwaardige wiize tegen de groep
Bernhardi zouden hebben uitgebuit.
En daar is het nu, dat Schnitzler volgens
mij — en volgens vele andere artsen — een
fout begaan heeft. Met de vraag of een patiènt
op een bepaald oogenblik „bediend' zal wor¬
den, komt elk arts herhaaldelijk iu aanraking.
Ik wil elke discussie omtrent de religteuse be¬
teekenis van het toedienen der sacramenten
hier natuurlijk vermirden, maar alleen con¬
stateeren, dat het niet waar is (zooals een
leek op medisch gebied en die zeif niet katho¬
liek is, allicht meenen mocht), dat in het al¬
gemeen, de mededeeling dat de priester ko¬
men zal, de patiènten zeer verschrikt of voor
hen een bewijs is, dat zij nu zeker sterven
moeten. Herhaaldelijk zien wij juist, dat zulks
hun rust geeft. Wanneer men in een bepaald
geval die mededeeling ontactvol doet, of de
priester zeif ontactvol optreedt, dan zou het
leven van den patiènt daardoor wel kunnen
worden verkort, maar dat is een uitzonde¬
ringsgeval. Had Schnitzler van een dergeliik
uitzonderingsgeval willen gebruik maken, dan
had hij b.v. moeten doen uitkomen, dat deze
priester biizonder ongeschikt was om op dat
moment bij de patiènte binnen te treden,
#maar dat doct hij niet. Afgescheiden daarvan
Aenenen
meen ik, dat juist e
moet onthouden va
een bepaald oogen
ten van een kathol
in het algemeen ge
arts der ziel) beten
kunnen slechts on
dellijk levensgevaar
Wanneer nu Schn
ting heeft over een
in ziin comedie inv
dat voor mij geen r
er een principieele
hier is het wat
voorkomen, alsof v
sche ethiek Bern
heeft, zoodat indien
hij ziin handeling
oneervolle bijgedac
mag worden betich
hardi’'s opvatting 1
geheel buiten de ky
sche artsen en kath
baar en daarom zi#
Schnitzler, waar de
een medische kwes
Wanneer ik dus
mjj —
als arts —
stukken het meest
een meester is in h
willen noemen ee
geeft hij vooral oo
op tal van plaatse
schilderd met f
vraagstukken, die
beroeren, hij heeft
grond gebracht
doen. Hij heeft voc
het doen. In dat d
voor de geschieden
is de Historieschr
milien.