VII, Verschiedenes 3, 60ster Geburtstag, Seite 166

2
h
en
ken
ke
hun
urte
2
aan
2
heic
dig
en
Jud
rtu
Both Birthday box 39/3
Sehep vreugde in 't leven, dat is het lied
heeft maar twee tonen waar ie in cen se¬
van den spotvogel, de geelste van de drie,
chtje
conde mee klaar is. Ze klinken ongeveer
waardoor hij dan ook wel geelbuikje heet¬
als zilp-zalp of tji-tja. Wigman hafllt over
Hij heeft ook 't langste lied. Wel tien mi¬
dezen monteren levenmaker 'n aardig
nuten kan hij zijn ei en oei en oi en ie¬
Duitsch versje aan:
klanken zitten te varieeren in den prunus,
Drehst das Köpfchen vielmal, vielmal,
kop omhoog, borst vooruit, den bek zoo¬
Füllst das Kröpfchen vielmal, vielmal,
ver open, dat ge de roode snavel-voering
heid
Singst dein Liedchen, vielmals, vielmals,
duidelijk ziet. Hij heeft wel wat van den
Kurz und heiter! Schön ist 's niemals.
cen
ver¬
rietzanger, Is, als hij cen goeden zin heeft,
Kurz und heiter daar hebt ge hem, de
is door het liefdegevoel dezer generatie be¬
Cok
melancholie des harten, vol verrukking en
invloed geworden. Op zijne wijs den dood
dronken levenslust, vol zachte wijsheid, die
der-
stillekens om het leven lacht. In
te gedenken, is de vergankeljjkheidsge¬
odlot
dee recks van schilderingen immer
dachte gekleurd door zin inborst, de
pper¬
weerkecrende en immer weer vlie¬
levensvereering, de vreugde vag het be¬
hotief
dende liefde, in deze steeds cver
staan verhoogd en opgevoerd. Zijn wereid¬
allen opbioej zwevende bedreiging van ver¬
sche gracie en zis groote gecultweerdheid
iezen
welken, in dezen kringloop der wereld, die
hebben cen opvoedende werking uitgece
van
losgemaakt is van de vreugde om het ziin
fend en de exclusief gevoelige smaak zijner
en van den afschuw des doods, ligt waarlijk
de
kunstmickielen heeft vele andere gelijksoor¬
een aanwezigheid die ccuwig is en schier
het
tige exclusiviteiten en goede gevoelsuitin¬
200 cud als het leven zelf.
gn aangemoedigd. Zijn technick is in ziin
heft
eerste tidperk door de Franschen beinvloed
Artur Schnitzler echter heeft met deze
een
en van hen overgenomen, Bijgevolg ligt de
dingen, die ieder gegeven ziin, siechts ge¬
druk
zachte geur van allerlei mondain parfum
speeld. Zijn eigen spel gespeeld. Hij
wer¬
in zijn cerste boeken; daarvandaan de naam
heeft op dezen achtergrond, voor welken wij
vend
Anatol, die als cen echo uit Frankrijk over¬
allen treden, zijn profiel geteckend. Zijn
ver¬
gewaaid, in zijn eerste dialagen tot ons
eigen proficl. En uit deze klei, die zich
heid
spreekt, vandaar cok de elegante,
voegt naar elke knedende hand, heeft hii
waar-
zin
hoffeliike, groctende buiging,
zijn gestalten geschapen. Naar zijn even¬
WOOr-
n de
meer zich vele zijner puntige
beeld. Een kleine menschenwerelg leeft
ech¬
hem,
den verzachten en gfronden. Dan
met ons mee, voert in ons gedachteleven,
eisen¬
ter is uit ziin rustloos, arbeidzaam wezen
in onze wereldkennis en in onze zelfbeken¬
der
en uit zijn diepe waarachtigheid, de eigen
tenissen, een levendig bestaan van ver¬
techniek ontstaan, het- wonderlijk vermogen,
hoogde werkelijkheid. Anatol, de verwende,
in simpele zinnen het onuitsprekelijke te
droefgeestige genotzoeker, de simpele,
t is:
laten doorklinken. Dit vermogen is de stem
zoete Christine uit Liebelei, de edel verwik¬
der zel, den ondertoon van het bewustzijn
pe en
kelde Herr von Sala uit den Einsamen
Fstaan
vrij te maken, zielkundige copflicten aan
Weg, de hertogin uit: Der grüne Kakadu,
te roeren er gestalte te geven met cen
de jonge cavalier uit: Litteratur, alle dragen
ver
zachtheid, die zich vöör hem niet aanroe¬
den Schnitzleriaanschen geest, allen hebben
gra¬
ren of gestalte geven lict. In deze merk¬
in hun gestalte hiet spoor van den druk
racht
waardige wecke, toegeeflijke, schijnbaar
zijner vormende hand. Allen spreken 200,
gelijk-
zorglooe techniek, leeft niettemin zooveel
dat men na hun eerste drie woorden weten
d een
scherpe opmerkzaamheid, zoowel zelf¬
moet: zij ziin van Schnitzler. Allen zijn in
t, dat
oprcading en strafheid en frischheid. Met
gebeurtenissen, in conflicten, in fatalitei¬
a ge¬
deze speurende, Cverwogen, nachtaardige
ten, mn cen atmosfeer geplaatst, die vol¬
kun-
techniek is hij hartstochteljjk op zock naar
korren Schnitzler’s wezen en aard afspie¬
bgelijk
den samenhang der dingen. Zin koenst
gelen. Zooals ze op dit oogenblik na elkan¬
1 Ont¬
experiment is, den samenhang te onstraad¬
der aan mij voorbijtrekken, valt het mis
selen van: De roepstem des levens; zisn
op en zij ziin allen van een merkwaardige
leegte
iteressantste poging: Das weite Land en:
zachtheid en reinheid. Geen hunner is be¬
ts als
Der junge Medardus, zijn overmoedigste
toerd door den troebelen blik van den haat.
euwig
en meest vrije greep van den samenharg:
Allen ziin schuldeloos. Of ze zisn veront¬
adem
Reigen. Met deze gracieus ontledende, in
schuldigd.
ikt en
haar rijkdom zweigende techniek, heeft hif
V.
e ver¬
de kleurigheid van het moderne leven, de
De generatie, die thans den rispen man¬
r zich¬
praal en de schoonheid van ecn vorname
nelijken leeftijd heeft bereikt, die nu reeds
ad, is
en wijde wereld beschreven. Vaal. heeft
den cuderdom tegemoet schrifdt, is innig
onder¬
men in cen te na gelegen idecénverbinding
met Artur S###ler verbonden, Hij is ccn
s met
gezegd, dat uit Schnitzler’s werken de jubel
#n haar brachtigste artistieke gebeurte¬
zich¬
en de zwaarmoedigheid van cen Wernsche
n#n, hij is ccn van haar suggestieve
hende
wals te hooren zijn.
nzende verbeelden. Op zijne wiis de liefde te zien
— — — —
terham smeren.
Zij: „Eën tachtig! en zonder potje nog
wel!“
Hi: „Zoozol“ legt 'n likje boter terug
in tret vlootje.
Zjj: „Wat bedoel je nou met je 266
266P Niks natuurlijk, want je wect op geen
stukken na, of 't veel of weinig is.
Hij, flauwtjes lachend, 'tis niet te geel,
dat is zeker.)
18
het ook waar dat
Misschien
zijn instrumentatie bijwijlen aan den verblin¬
denden violenglans van Puccini herinnert,
waarm het in vervoering brengend, zinne¬
lijk stralen en de prachtig verwarrende ver¬
hevenheid van cen groote stad menigmaa)
oplichten.
VI.
Zooals deze lenteschemering, die nu cm
mij nederglidt, zacht is en toch aandoenlijk,
200 is zijn werk mild en teeder en daarbi)
aanzwelend tot cen zwocle tragiek. En
zooals deze oude, blceiende tum hie:
Weensch is, zoo is zijn werk Weensch in
alle wortels en bloesems. Het voorjaarsac!
tige, het Mei-achtige, het Lentelijke, w..
Weenen’s meest eigen en zoetste betoort
uing uitmaakt, doordringt ook deze kun¬
doordringt het werk van dezen in Mei;
borei. Weenschen schrijver, die thans zes“
jaren oud geworden is, rijp en tot meest
gegrosid, berocmd en geliefd. En in al z
werken begroct ons de jeugd. In al z:
werken geurt de sering. Wanneer we he
nu nog historisch willen beschouwen, sta¬
hij als de laatste in die rij van Weensel
gestalten, die ons 't liefst zisn.
Van Schubert klinkt iets van teere liede¬
ren om hem heen, van Schinds blijde fan¬
tasie raakt menige fisne liin de
contouren van Schnitzler’s meisjes en van
Grillparzers melancholie is menige familie¬
trek ann hem te vinden. Afgesloten als deze
gaarde is zijn werk, als deze eigen, reine,
stille, bijzondere wereld, waarin niet alles
door elkander stort als buiten in de breede
straten. Toch is die straat nabi
en waar te nemnen. Toch strijkt de Ween¬
sche lucht over beide, over dezen tuin even¬
als over Sohmitzler’s werk; toch beeft en
dreunt en ademt in beide het bestaan der
gruwelijke stad. Ergens ver speelt ccn
draaiorgel, ergens klinkt de horfslag van
dravende rijtuigpaarden, ergens in de verte
zingen menschen Weensclie liederen — men
kan zich in de cenzaamheid dezer gaarde
nict verbeelden, dat men elders is in de
wereld. En men kan in de exclusiviteit van
Schnitzler’s werk de handeling nooit ergens
anders denken gan in Weenen.