N
de aandacht tegemoct te komen.
Met het eerste stukje der Lebendige szunden
(nit 1901) dat den titel geeft aan het kwartet, waar
het ten onzent deer meer dan éen gezelschan gespeel¬
de Literatur het eind van vormt, is Dr.Schnitzler
de voordrachten begonnen. Fel tnst hij daar kunste¬
naars-zeltzucht aan. In cen veorstad van Weenen
cen klein rijke-lui's-huis. De tuinman werkt in den
Jnin: de oude heer Hlausdorfer komt het huis nit en
vertelt den dood der „Frau Hofrätin' Deze was ven
verlaten vrouw, haar man liep weg met een andere.
Toen toonde Hausdorfer zich haar vriend. Hoeveel
voor de doode geweest is, erkent dankbaur
hif
Heinrich, haar zoon, die, terug van een reis, ook den
duin in komt. Wij hebben al over Heinrich gehoord
in het gesprek van Hausdorfer met den tuinman. Hoc
jong Heinrich nog zij, er wordt vaak van hem in de
kranten gerept en de menschen spreken over hem.
„Haben Sie, vraagt Hansdorfer aan den ininman.
denn nie den Schein um seinen Kopf bemerkt?“ En
wanneer de ininman vreemnd daarvau opkijkt:
„Haben S’ keine Angst. Borromäus, ich red’ von
keinem wirklichen Schein, nur von einem figür¬
lichen. Sie konnen ihn nicht sehen, Borromäus, ich
auch nicht; aber die Frau Hofrätin hat ihn gesehen“.
Wil de bedroefde oude vriend der veel jongere ge¬
storven vronw zeggen, dat zjj. de moeder, ie wveel in
haar zoon zag? Ach, Hausdorfer-zelf weet ook heel
goed: Heinrich is kunstenaar en „ein Dichter — das
ist schon eine andere Art von Mensch, wie unsereiner“.
Doch nu hij — de tuinman is heengegaan — alleen
is met den zoon van haai, die hij z00 innig heeft lief¬
gehad, nu komt het van het ecn op het ander en kan
de oude het geheim nict bewaren, heewel de doode
het hem in ccn brief heeft verzocht, nu zegt hij den
zoon wat die brief verklapt hoeft: de goede vrouw.
die, deerlijk krank, toch nog wel drie jaar had kunnen
Jeven, heeft te veel morfine ingenomen om haar zoon
wan dat moederlijden, dat hem hinderlijk was, te ver¬
Jessen — haar zoon, die immers een kunstenaar is,
die niets hinderlijks om zich heen kan dulden.
Den jongen dit offer der moeder niet gunnend, ver¬
wijt Hausdorfer: — o jjj, je zult er makkeljjk over
heen komen, du wirst dich aufraffen! leben! ge¬
stalten! Hochmütig seid ihr, das ist es: hoch¬
mütig, alle, die Grossen wie die Kleinen! Was ist
denn deine ganze Schreiberei, und wenn du das
grösste Genic bist, was ist sie denn gegen so eino
Stunde, so eine Jebendige Stunde, in der deine Mutter
hier auf dem Lehnstuhl gesessen ist und zu uns ge¬
redet hat, oder auch geschwiegen, aber da ist sie ge¬
wesen — da! und sie hat gelebt, gelebt!
En de zoon heeft dit antwoord:
— „Lebendige Stunden? Sie Jeben doch nicht länger
als der letzte, der sich ihrer erinnert. Es ist nicht der
schlechteste Beruf, solchen Stunden Dauer zu ver¬
leihen, über ihre Zeib hinaus
De kostelijke verielling, welke Schnitzler na de
rustpoos heeft voorgelezen — cen lang stuk, om voor
te lezen, juist als men zelf er de schrifver van is —
treft kunstenaarszelfzucht in anderen toon en breugt
ons bovendien dot wat anders, dezen schrijver zo0 wel¬
wertrouwd en waarin hij de Weener Maupassant is:
den wrang-komischen minnestrid. Na vele, vele jaren
heeft Fräulein Hell, de opera-ster, de smeckingen van
Baron von Lieseburgh verhoord en den volgenden
ochtend maakt hij nu plannen, nog een jaar of vier
theater dan zal Kläre wel willen tronwen.... Nog
wwat jaren en hij betaalt met het leven de tijding,
waarom zij hem cens verhoord heeft.
Vöor de pauze, na Lebendige Stunden heeft
de schrifver den cersten Einakter uit den Cyclus
Anatol voorgelezen en hiermee het motief behan¬
deld, den meesten menschen hier vam hem bekend, daar
het stukje niet brengt in de sfcer van Minnespel
(het door Mijussen vertaalde Liebelei), doch daar¬
van rept als van iets begeerlijks, althans dat de mon¬
daine beuijdt, die Anatol op straat ontmoct. Want z1
zelve mist den moed, de kracht om te minnen van t
„süsses Mädel“. Het kwam ons voor, dat de voorle¬
zing hiervan het meest op het anditorium ingewerkt
heeft. En toch, hoe sober is de stof, nicts gebeurt er,
iwee menschen praten, daags vöör Kerstmis con
Straat-ontmocting. Waarom kent ons tooncel zulk
werk niet? Is het bezwaar het innig-mondaine, waar¬
wan de nitbeelding beslist-noodig is? Of alweer dit.
dat er niets gebeurt? De voorlezing gat nochtaus al
„werking''! We zagen twee werelden, volheid en
Jeegheid, volheid met wecmocd van icts kortstondigs,
leegheid als het ergere.
Het talrijke publiek, dat Schnitzler’s cerste voor¬
dracht heeft aangehoord (ook het tooncel was verie¬
genwoordigd, o. a. door den heer en mevrouw Chris¬
pün) heeft den vermaanden schrifver de hulde ge¬
brucht, waar hij recht op heeft: hij. z66 modern en
toch z00 mensch, 200 penetran#en ragfisn tevens, wank
zonder e spreken de dingen zeggend.
Museum van Kunstnijverheid.
11
en zingter
de 8ei2001
arhtige sne¬
Zomel; 3s10.
6en 2601
Tiinen hondt
paurse tinte
Geweidie
wol-borc#
den det-zwa
opgleeit; 60
Etty Han
worden als
het modie
nickend:
ling verschi
der Vaksche
valt.
Eem g100
Lannooy,
kranigen 1
Zwollo's,
Waarvan Vol
verdienen.
het Muscum
lijking. In d
zonder m00
lijke bordjes
goed aanslul
op ccn der .
Batiks de
Haak; gedrn
werpen d00
door Bogtina
den van. 1
graphische
Men meldt
De Groni¬
ongevcer 4
de leden 2i.
tentoonstelli
Pictura-zaal
W. Barendr.
Geursen, L.
Pott. E. Re¬
Jan Wiegers
Aan figun.
van Altink, n
ook ecn groot
J. Dijkstra illn¬
Some wat vlucht
in olieverf.
liet decoratieve
waring en bekwa¬
nit. Allereerst #
het voor gema¬
maar daarin
mer 18 71, dar
de grauwe 1
was door 5e
zou men 200
langrijkheid“
erkend. Daaj
men verdier
verlicht ziet¬
Wiegers v
de groote li,
nitstekend c
krachtdadig
drukken var
en verhoudis
kans om tot
jaren gewoc.
Wiegers, die
cen gevoel
zetlingsverm
ligt het vool
dingen kan !
verzeild te)
gevoel voor
eeivondiger
Mej. de C
goede water
sia's“ is zjj
slaagd mooi
om flinke v
kwame aquf
Een Opfli
rendregt, ec
horst en cer¬
Jevens, die
ien worden,
vermelden.
De jury v.
s-Gravenha.
toe te kenne
twee twec
dingen oude
trand“:
Junberechner
Namburger Nachrichten
Hamburg
Imhmmnomminanhintenmmianchaimpinnden
Immmimmmmmmmmmanommaul
Arthur Schnitzler
begeht in Wien am 15. Mai seinen sechzigsten
Geburtstag.
5
mmmnminmmmmmmmmminmmmmmminhimmnmniiummimnmminnnnoingmmmummmn
de aandacht tegemoct te komen.
Met het eerste stukje der Lebendige szunden
(nit 1901) dat den titel geeft aan het kwartet, waar
het ten onzent deer meer dan éen gezelschan gespeel¬
de Literatur het eind van vormt, is Dr.Schnitzler
de voordrachten begonnen. Fel tnst hij daar kunste¬
naars-zeltzucht aan. In cen veorstad van Weenen
cen klein rijke-lui's-huis. De tuinman werkt in den
Jnin: de oude heer Hlausdorfer komt het huis nit en
vertelt den dood der „Frau Hofrätin' Deze was ven
verlaten vrouw, haar man liep weg met een andere.
Toen toonde Hausdorfer zich haar vriend. Hoeveel
voor de doode geweest is, erkent dankbaur
hif
Heinrich, haar zoon, die, terug van een reis, ook den
duin in komt. Wij hebben al over Heinrich gehoord
in het gesprek van Hausdorfer met den tuinman. Hoc
jong Heinrich nog zij, er wordt vaak van hem in de
kranten gerept en de menschen spreken over hem.
„Haben Sie, vraagt Hansdorfer aan den ininman.
denn nie den Schein um seinen Kopf bemerkt?“ En
wanneer de ininman vreemnd daarvau opkijkt:
„Haben S’ keine Angst. Borromäus, ich red’ von
keinem wirklichen Schein, nur von einem figür¬
lichen. Sie konnen ihn nicht sehen, Borromäus, ich
auch nicht; aber die Frau Hofrätin hat ihn gesehen“.
Wil de bedroefde oude vriend der veel jongere ge¬
storven vronw zeggen, dat zjj. de moeder, ie wveel in
haar zoon zag? Ach, Hausdorfer-zelf weet ook heel
goed: Heinrich is kunstenaar en „ein Dichter — das
ist schon eine andere Art von Mensch, wie unsereiner“.
Doch nu hij — de tuinman is heengegaan — alleen
is met den zoon van haai, die hij z00 innig heeft lief¬
gehad, nu komt het van het ecn op het ander en kan
de oude het geheim nict bewaren, heewel de doode
het hem in ccn brief heeft verzocht, nu zegt hij den
zoon wat die brief verklapt hoeft: de goede vrouw.
die, deerlijk krank, toch nog wel drie jaar had kunnen
Jeven, heeft te veel morfine ingenomen om haar zoon
wan dat moederlijden, dat hem hinderlijk was, te ver¬
Jessen — haar zoon, die immers een kunstenaar is,
die niets hinderlijks om zich heen kan dulden.
Den jongen dit offer der moeder niet gunnend, ver¬
wijt Hausdorfer: — o jjj, je zult er makkeljjk over
heen komen, du wirst dich aufraffen! leben! ge¬
stalten! Hochmütig seid ihr, das ist es: hoch¬
mütig, alle, die Grossen wie die Kleinen! Was ist
denn deine ganze Schreiberei, und wenn du das
grösste Genic bist, was ist sie denn gegen so eino
Stunde, so eine Jebendige Stunde, in der deine Mutter
hier auf dem Lehnstuhl gesessen ist und zu uns ge¬
redet hat, oder auch geschwiegen, aber da ist sie ge¬
wesen — da! und sie hat gelebt, gelebt!
En de zoon heeft dit antwoord:
— „Lebendige Stunden? Sie Jeben doch nicht länger
als der letzte, der sich ihrer erinnert. Es ist nicht der
schlechteste Beruf, solchen Stunden Dauer zu ver¬
leihen, über ihre Zeib hinaus
De kostelijke verielling, welke Schnitzler na de
rustpoos heeft voorgelezen — cen lang stuk, om voor
te lezen, juist als men zelf er de schrifver van is —
treft kunstenaarszelfzucht in anderen toon en breugt
ons bovendien dot wat anders, dezen schrijver zo0 wel¬
wertrouwd en waarin hij de Weener Maupassant is:
den wrang-komischen minnestrid. Na vele, vele jaren
heeft Fräulein Hell, de opera-ster, de smeckingen van
Baron von Lieseburgh verhoord en den volgenden
ochtend maakt hij nu plannen, nog een jaar of vier
theater dan zal Kläre wel willen tronwen.... Nog
wwat jaren en hij betaalt met het leven de tijding,
waarom zij hem cens verhoord heeft.
Vöor de pauze, na Lebendige Stunden heeft
de schrifver den cersten Einakter uit den Cyclus
Anatol voorgelezen en hiermee het motief behan¬
deld, den meesten menschen hier vam hem bekend, daar
het stukje niet brengt in de sfcer van Minnespel
(het door Mijussen vertaalde Liebelei), doch daar¬
van rept als van iets begeerlijks, althans dat de mon¬
daine beuijdt, die Anatol op straat ontmoct. Want z1
zelve mist den moed, de kracht om te minnen van t
„süsses Mädel“. Het kwam ons voor, dat de voorle¬
zing hiervan het meest op het anditorium ingewerkt
heeft. En toch, hoe sober is de stof, nicts gebeurt er,
iwee menschen praten, daags vöör Kerstmis con
Straat-ontmocting. Waarom kent ons tooncel zulk
werk niet? Is het bezwaar het innig-mondaine, waar¬
wan de nitbeelding beslist-noodig is? Of alweer dit.
dat er niets gebeurt? De voorlezing gat nochtaus al
„werking''! We zagen twee werelden, volheid en
Jeegheid, volheid met wecmocd van icts kortstondigs,
leegheid als het ergere.
Het talrijke publiek, dat Schnitzler’s cerste voor¬
dracht heeft aangehoord (ook het tooncel was verie¬
genwoordigd, o. a. door den heer en mevrouw Chris¬
pün) heeft den vermaanden schrifver de hulde ge¬
brucht, waar hij recht op heeft: hij. z66 modern en
toch z00 mensch, 200 penetran#en ragfisn tevens, wank
zonder e spreken de dingen zeggend.
Museum van Kunstnijverheid.
11
en zingter
de 8ei2001
arhtige sne¬
Zomel; 3s10.
6en 2601
Tiinen hondt
paurse tinte
Geweidie
wol-borc#
den det-zwa
opgleeit; 60
Etty Han
worden als
het modie
nickend:
ling verschi
der Vaksche
valt.
Eem g100
Lannooy,
kranigen 1
Zwollo's,
Waarvan Vol
verdienen.
het Muscum
lijking. In d
zonder m00
lijke bordjes
goed aanslul
op ccn der .
Batiks de
Haak; gedrn
werpen d00
door Bogtina
den van. 1
graphische
Men meldt
De Groni¬
ongevcer 4
de leden 2i.
tentoonstelli
Pictura-zaal
W. Barendr.
Geursen, L.
Pott. E. Re¬
Jan Wiegers
Aan figun.
van Altink, n
ook ecn groot
J. Dijkstra illn¬
Some wat vlucht
in olieverf.
liet decoratieve
waring en bekwa¬
nit. Allereerst #
het voor gema¬
maar daarin
mer 18 71, dar
de grauwe 1
was door 5e
zou men 200
langrijkheid“
erkend. Daaj
men verdier
verlicht ziet¬
Wiegers v
de groote li,
nitstekend c
krachtdadig
drukken var
en verhoudis
kans om tot
jaren gewoc.
Wiegers, die
cen gevoel
zetlingsverm
ligt het vool
dingen kan !
verzeild te)
gevoel voor
eeivondiger
Mej. de C
goede water
sia's“ is zjj
slaagd mooi
om flinke v
kwame aquf
Een Opfli
rendregt, ec
horst en cer¬
Jevens, die
ien worden,
vermelden.
De jury v.
s-Gravenha.
toe te kenne
twee twec
dingen oude
trand“:
Junberechner
Namburger Nachrichten
Hamburg
Imhmmnomminanhintenmmianchaimpinnden
Immmimmmmmmmmmanommaul
Arthur Schnitzler
begeht in Wien am 15. Mai seinen sechzigsten
Geburtstag.
5
mmmnminmmmmmmmmminmmmmmminhimmnmniiummimnmminnnnoingmmmummmn